ECLI:NL:RVS:2020:707
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan onderbouwing door vreemdeling
Op 10 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 26 november 2018 was ingewilligd. Echter, op 7 mei 2019 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 20 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C. Chen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. H. Vonk, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.