ECLI:NL:RVS:2020:711
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- E. Steendijk
- M.V.T.K. Oei
- S.A. Overeem
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om Nederlanderschap op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit
Op 20 februari 2020 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 maart 2019. Het hoger beroep betreft de afwijzing van het verzoek om Nederlanderschap door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 juli 2018 was gedaan. De staatssecretaris had het verzoek afgewezen omdat [appellante] niet voldoende bewijs had geleverd van haar identiteit en nationaliteit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staatssecretaris terecht had besloten dat de overgelegde documenten, waaronder een gelegaliseerde geboorteakte en een Eritrees paspoort, niet voldoende waren om de identiteit van [appellante] vast te stellen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op een verklaring van onderzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarin werd geconcludeerd dat het Eritrese paspoort frauduleus was verkregen. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat de verklaring van de Eritrese ambassade geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de bevindingen van de staatssecretaris. De Afdeling benadrukte dat [appellante] niet had aangetoond hoe zij het paspoort had verkregen en dat er geen deugdelijk identificatieproces had plaatsgevonden.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om Nederlanderschap door de staatssecretaris standhield. De staatssecretaris was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.