ECLI:NL:RVS:2020:745
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
Op 12 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 16 februari 2020 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 4 maart 2020 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 maart 2020.