ECLI:NL:RVS:2020:824
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 15 oktober 2019 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.A. Limonard, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 maart 2020, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had in haar uitspraak geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gegeven, wat de vreemdeling in haar hoger beroep niet heeft kunnen onderbouwen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 maart 2020 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De vreemdeling heeft niet aangetoond waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist is, waardoor de Afdeling geen inhoudelijk oordeel kon geven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.