ECLI:NL:RVS:2020:825

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
202000385/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 5 juli 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 5 maart 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 20 december 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Ceyland.

De griffier heeft de vreemdeling in een brief gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. De vreemdeling werd verzocht om het griffierecht uiterlijk op 4 februari 2020 te voldoen. Aangezien de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier haar op 5 februari 2020 geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 25 maart 2020.

Uitspraak

202000385/1/V3.
Datum uitspraak: 25 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 20 december 2019 in zaak nr. 19/2457 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Ceyland, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De griffier heeft de vreemdeling er bij brief op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Haar is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 4 februari 2020 te voldoen. Omdat de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier haar bij aangetekende brief van 5 februari 2020 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Vos
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020
466-907.