ECLI:NL:RVS:2020:890
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 maart 2020 de besluiten van de staatssecretaris om aanvragen van vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, had vernietigd. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om de aanvragen inhoudelijk te behandelen.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de overdrachtstermijn op te schorten met ingang van de datum van de uitspraak. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen nieuwe besluiten op de aanvragen hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.