ECLI:NL:RVS:2020:890

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
202001990/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 24 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 maart 2020 de besluiten van de staatssecretaris om aanvragen van vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, had vernietigd. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om de aanvragen inhoudelijk te behandelen.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de overdrachtstermijn op te schorten met ingang van de datum van de uitspraak. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen nieuwe besluiten op de aanvragen hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.

Uitspraak

202001990/2/V3.
Datum uitspraak: 24 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2020 in zaken nrs. NL20.2617 en NL20.2619 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 29 januari 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 maart 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen de aanvragen van de vreemdelingen inhoudelijk te behandelen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris naar voren heeft gebracht, treft hij een voorlopige voorziening. Dit betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van vandaag.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuwe besluiten op de aanvragen hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2020
551.