ECLI:NL:RVS:2020:905

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
202001841/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

Op 1 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 maart 2020. De vreemdeling had op 18 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Mohasselzadeh, hoger beroep instelde.

De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek werd ontvangen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 april 2020, en is een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de procedurele vereisten voor hoger beroep worden benadrukt.

Uitspraak

202001841/1/V3.
Datum uitspraak: 1 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 maart 2020 in zaak nr. NL20.4794 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 10 maart 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Mohasselzadeh, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Vos
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2020
644.