ECLI:NL:RVS:2020:905
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 1 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 maart 2020. De vreemdeling had op 18 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Mohasselzadeh, hoger beroep instelde.
De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek werd ontvangen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 april 2020, en is een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de procedurele vereisten voor hoger beroep worden benadrukt.