ECLI:NL:RVS:2020:962

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
201903677/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over proceskostenvergoeding na gegrondverklaring van beroep tegen afwijzing mutaties toevoegingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2019. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand van 18 december 2018 vernietigd, waarin het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvragen om mutaties van afgegeven toevoegingen niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan [appellant].

De Raad voor Rechtsbijstand had in totaal € 1024,00 aan proceskosten vastgesteld, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. [appellant] was het niet eens met de hoogte van de proceskostenvergoeding en stelde dat de rechtbank ten onrechte geen of onvoldoende proceskostenvergoeding had toegekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 februari 2020 ter zitting behandeld.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht het bezwaar van [appellant] gegrond heeft verklaard en dat de proceskostenvergoeding van twee punten, zoals toegekend door de rechtbank, juist is. [appellant] was niet aanwezig op de zitting van het hoger beroep en heeft zijn gronden niet verder toegelicht. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevallen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201903677/1/A2.
Datum uitspraak: 1 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2019 in zaak nr. 19/627 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 3 september 2018 heeft de raad de aanvragen om mutaties van afgegeven toevoegingen van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2018 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 21 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 december 2018 vernietigd. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2020, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra en C. de Jong, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In geschil is of de rechtbank na gegrondverklaring van het beroep van [appellant] een juiste proceskostenvergoeding heeft toegekend.
Oordeel rechtbank
2.    De rechtbank heeft, voor zover van belang in dit hoger beroep, geoordeeld dat het door [appellant] ingestelde bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hierop heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Vervolgens heeft de rechtbank de raad veroordeeld in de door [appellant] gemaakte proceskosten. De proceskosten heeft de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1024,00. Deze vergoeding bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,00 en een wegingsfactor 1.
Hoger beroep en beoordeling daarvan
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend dan wel in onvoldoende mate heeft gemotiveerd waarom 1 punt is toegekend.
3.1.    De klacht van [appellant], dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend dan wel in onvoldoende mate heeft gemotiveerd waarom 1 punt is toegekend, mist grondslag. De rechtbank heeft [appellant] een proceskostenvergoeding van twee punten toegekend. [appellant] is niet op de zitting verschenen bij de behandeling van dit hoger beroep en heeft de aangevoerde gronden niet verder toegelicht.
3.2.    Het betoog faalt.
Conclusie
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. J.J. van Eck
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2020
480-949.