202000691/1/A3.
Datum uitspraak: 19 mei 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Goes,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2019 in zaak nr. 19/496 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Goes.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2018 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.
Bij besluit van 14 december 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Juridisch kader
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Inleiding
2. In de brp is [geboortedatum] 1946 als geboortedatum van [appellant] geregistreerd. Deze datum is gebaseerd op het Marokkaanse paspoort van [appellant] toen hij zich op 2 december 1970 in Nederland vestigde. [appellant] heeft het college verzocht om [geboortedatum] 1946 te wijzigen in [geboortedatum] 1938. Het college heeft dit verzoek afgewezen omdat met de door [appellant] overgelegde documenten niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het in de brp vermelde geboortejaar onjuist en de geboortedatum [geboortedatum] 1938 juist is.
Hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat hij op [geboortedatum] 1938 is geboren. Daartoe voert hij aan dat hij heeft aangetoond met uitspraken van een Marokkaanse rechtbank dat hij op [geboortedatum] 1938 is geboren. Dat in die uitspraken niet is gemotiveerd hoe de Marokkaanse rechtbank tot haar oordeel over de geboortedatum is gekomen, kan niet aan hem worden toegerekend. Uitgebreide overwegingen zijn niet gebruikelijk in een Marokkaanse procedure over leeftijdswijzigingen. Voor de Marokkaanse rechtbank stond op grond van de medische stukken vast dat hij op [geboortedatum] 1938 is geboren. Hij kan de onderliggende bewijsstukken niet achterhalen, maar is bereid een botonderzoek te laten uitvoeren om zijn werkelijke leeftijd aan te tonen.
Oordeel Afdeling
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:354), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de brp zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen zal volgens vaste rechtspraak van de Afdeling voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp), onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn. Het bewijs dat in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1707). Daarnaast blijkt uit de memorie van toelichting dat artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp onder meer ertoe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de brp worden opgenomen op grond van geschriften die in verband met processueel of materieel Nederlands internationaal privaatrecht in strijd moeten worden geacht met de Nederlandse openbare orde (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 128). Dit betekent dat een buitenlandse rechterlijke uitspraak ervan blijk moet geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3456). 4.1. Uit de door [appellant] overgelegde uitspraak van een Marokkaanse rechtbank van 22 augustus 1990 kan worden afgeleid dat zijn geboortejaar in Marokko is gewijzigd van 1946 in 1938 op basis van documenten van zijn domicilie in Nederland, twee kopieën van verklaringen van zijn domilicie in Nederland en een medische verklaring. Uit de door [appellant] overgelegde uitspraak van een Marokkaanse rechtbank van 1 februari 2000 kan worden afgeleid dat de geboortedatum in Marokko is gewijzigd van 1938 naar [geboortedatum] 1938, omdat de ambtenaar heeft nagelaten de geboortedag en -maand in te schrijven. In deze uitspraak is overwogen dat in alle documenten in Nederland de geboortedatum [geboortedatum] 1938 is vermeld.
4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat aan de overgelegde buitenlandse rechterlijke uitspraken onvoldoende bewijskracht toekomt. De uitspraken bevatten een verwijzing naar de bij het verzoek overgelegde documenten en verklaringen die van een andere geboortedatum uitgaan. Niet is komen vast te staan wat voor soort documenten en verklaringen dit zijn. Verder is de uitspraak van 1 februari 2000 gebaseerd op Nederlandse documenten waarin de geboortedatum [geboortedatum] 1938 is vermeld. Deze geboortedatum wijkt af van de in de brp geregistreerde geboortedatum. Dit maakt dat naar objectieve maatstaven gemeten de overgelegde rechterlijke uitspraken niet op betrouwbare gegevens zijn gebaseerd en dat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen erkenning van de geldigheid van de in die uitspraken vermelde geboortedatum. Het college heeft terecht geen grond gezien op basis van deze uitspraken de geboortedatum van [appellant] te wijzigen. Dit betekent dat het college zijn verzoek om wijziging van zijn in de brp geregistreerde geboortedatum terecht heeft afgewezen.
4.3. Voor zover [appellant] aanvoert dat hem niet te verwijten valt dat hij niet over de onderliggende stukken kan beschikken en dat de Marokkaanse rechtbank niet heeft toegelicht hoe deze tot haar oordeel is gekomen, overweegt de Afdeling dat op [appellant] de bewijslast rust aan te tonen dat
[geboortedatum] 1938 de juiste geboortedatum is. Het was aan hemzelf een botonderzoek te laten doen.
4.4. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2021
640-978
BIJLAGE
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisadministratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[…]
Artikel 2.8
[…]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[…].
Artikel 2.10
[…]
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
[…]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
3. Het college voldoet binnen vier weken aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en kan de termijn, voor zover noodzakelijk, met telkens acht weken verlengen, indien het verzoek gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit betreft. Het college doet terstond mededeling van de verlenging aan de verzoeker.
[…]