ECLI:NL:RVS:2021:1300
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan
Op 21 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De vreemdeling had eerder een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangevochten, waarin was vastgesteld dat hij geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland had. Dit besluit was genomen op 14 december 2017. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 3 maart 2020 opnieuw ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 16 april 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 juni 2021, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. J. Verbeek als griffier aanwezig waren.