202100524/1/A2.
Datum uitspraak: 23 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 december 2020 in zaak nr. 20/1074 in het geding tussen:
[appellant]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2019 heeft de CSG aan [appellant] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 2.500,00 toegekend.
Bij besluit van 9 januari 2020 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 18 oktober 2019 herroepen en [appellant] een uitkering uit het schadefonds van € 5.000,00 toegekend.
Bij uitspraak van 7 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 januari 2020 vernietigd, het besluit van 18 oktober 2019 herroepen en bepaald dat aan [appellant] een uitkering uit het schadefonds van € 10.000,00 wordt toegekend en deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1. Bij brief van 4 april 2019 heeft [appellant] bij de CSG een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. Hij heeft in het aanvraagformulier vermeld dat hij in de periode tussen 1 januari 1973 en 1 januari 1979 in een justitiële jeugdinrichting het slachtoffer is geworden van mishandeling en daardoor lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen.
besluitvorming
2. In het besluit van 18 oktober 2019 heeft de CSG zich op het standpunt gesteld dat het door [appellant] geleden lichamelijke letsel past in letselcategorie 2 van de zogenoemde Letsellijst en dat zijn psychisch letsel geen aanleiding geeft voor het toepassen van een hogere letselcategorie. De CSG kan niet beoordelen welk psychisch letsel [appellant] heeft opgelopen als gevolg van het stelselmatig huiselijk geweld en welke behandeling hij hiervoor heeft gekregen. De CSG beschikt niet over objectieve informatie over deze klachten en heeft geen medische informatie over zijn arbeidsongeschiktheid en de oorzaak daarvan. Verder geldt bij samenloop van verschillende vormen van (al dan niet ernstig) letsel alleen de hoogst toepasselijke letselcategorie, aldus het besluit.
3. Aan het besluit van 9 januari 2020 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellant] in aanmerking komt voor een uitkering in letselcategorie 3 van de Letsellijst wegens stelselmatig geweld onder verzwarende omstandigheden. De CSG acht hiervoor van belang dat het geweld gedurende een periode van vier jaar heeft plaatsgevonden in een justitiële jeugdinrichting, dat [appellant] meerdere malen per week is mishandeld en dat hij als gevolg hiervan onder andere een hernia heeft opgelopen, waaraan hij twee keer is geopereerd, en psychische klachten heeft opgelopen, waarvan hij tot op heden last heeft.
oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] zijn laatste beroep wegens rugproblemen niet meer heeft kunnen uitoefenen en dat de rugproblemen door de mishandeling in de justitiële jeugdinrichting zijn veroorzaakt. Volgens de Letsellijst wordt één letselcategorie hoger toegekend als vaststaat dat door het letsel het huidige beroep niet meer kan worden uitgeoefend. De CSG heeft dit beleid niet toegepast. Het besluit is dan ook in strijd met het eigen beleid genomen. Omdat de Letsellijst in dit geval geen ruimte laat voor een nadere afweging, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zelf in de zaak te voorzien, door te bepalen dat aan [appellant] een tegemoetkoming in letselcategorie 4 wordt toegekend.
hoger beroep
5. [appellant] vindt dat hij in aanmerking komt voor een uitkering in letselcategorie 6 van de Letsellijst. Hij voert aan dat, samengevat weergegeven, hij blijvend letsel heeft opgelopen en last heeft van psychische klachten.
5.1. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5.2. De CSG heeft bij het nemen van een beslissing op een aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte. Bij het beoordelen van een aanvraag hanteert de CSG beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst en te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl).
5.3. In de toepasselijke Letsellijst van 1 juli 2019 is vermeld dat deze lijst een indicatie geeft welk letsel als ernstig wordt beschouwd en welke uitkering hierbij past. De ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepalen welke letselcategorie van toepassing is. Het vaste bedrag dat bij die letselcategorie hoort, is dan de uitkering die de CSG aan het slachtoffer verstrekt. Hierbij geldt: hoe ernstiger het letsel, hoe hoger de letselcategorie en de bijbehorende uitkering.
De letsellijst bestaat uit een eerste deel voor fysiek letsel en een tweede deel voor psychisch letsel. In deel 1A staan richtlijnen voor de indeling van fysiek letsel in letselcategorieën. In deel 1B staat een lijst met fysieke letsels en de bijbehorende letselcategorieën. In deel 2A is vermeld in welke gevallen ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld. In deel 2B is vermeld hoe de CSG psychisch letsel beoordeelt en wanneer psychisch letsel als ernstig wordt beschouwd.
Als door een geweldsmisdrijf meerdere fysieke letsels, al dan niet in combinatie met (voorondersteld) psychisch letsel, zijn opgelopen, dan is het meest ernstige letsel leidend voor de indeling in een letselcategorie. Deze letselcategorie bepaalt dan de hoogte van de uitkering. Bij minstens drie verschillende fysieke letsels die in dezelfde letselcategorie vallen, wordt de categorie met één verhoogd.
Om te bepalen of fysiek letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering uit het schadefonds in aanmerking te komen, hanteert de CSG in deel 1A algemene uitgangspunten. De uitgangspunten kunnen niet zelfstandig worden gelezen, maar alleen in samenhang met de verdere invulling in deel 1B. In deel 1B is het fysieke letsel naar lichaamsdeel ingedeeld. Per lichaamsdeel zijn fysieke letsels vermeld. Het cijfer dat voor het letsel staat, geeft aan in welke letselcategorie het valt. Als vaststaat dat door het letsel het huidige beroep niet meer kan worden uitgeoefend, wordt één letselcategorie hoger toegekend, aldus de toelichting in de Letsellijst.
5.4. De uitspraak van de rechtbank is gebaseerd op het uitgangspunt dat het door [appellant] opgelopen fysieke letsel aan zijn rug in beginsel in letselcategorie 3 valt. In het betoog in hoger beroep is geen grond te vinden voor het oordeel dat dit uitgangspunt niet juist is. Volgens deel 1B van de Letsellijst vallen rugklachten bij een caudasyndroom onder letselcategorie 4, bij een dwarslaesie op lumbaal niveau onder letselcategorie 5 en bij een dwarslaesie op cervicaal of thoracaal niveau met blijvend volledig verlies van gevoel en motoriek vanaf borstniveau naar beneden onder letselcategorie 6. In dit geval doet geen van deze situaties zich voor.
De rechtbank heeft met toepassing van de beleidsregel voor bijzondere gevallen, waarin het fysieke letsel tot arbeidsongeschiktheid heeft geleid, aanleiding gezien om te bepalen dat aan [appellant] een uitkering uit het schadefonds in letselcategorie 4 wordt toegekend. Dat [appellant] ook psychische klachten aan de mishandeling in de justitiële jeugdinrichting heeft overgehouden, kan, anders dan hij meent, niet leiden tot het verlenen van een uitkering in een nog hogere letselcategorie. Volgens deel 2A van de Letsellijst wordt een uitkering in de letselcategorie 5 slechts toegekend bij een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen onder verzwarende omstandigheden of bij sommige gevallen van mensenhandel. Geen van deze situaties is hier aan de orde.
Het betoog slaagt niet.
conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, wordt bevestigd.
7. De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021
452.