ECLI:NL:RVS:2021:1401

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
201909403/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
  • G.M.H. Hoogvliet
  • J.M.L. Niederer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over goedkeuring statutenwijziging Woonstichting Lieven de Key

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Huurderskoepel Arcade tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van Arcade tegen de goedkeuring van de wijziging van de statuten van Woonstichting Lieven de Key door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ongegrond heeft verklaard. De wijziging van de statuten, goedgekeurd op 1 augustus 2016, houdt in dat de Woonstichting zich meer gaat richten op de huisvesting van studerende jongeren en andere toetreders op de woningmarkt. Arcade, die de belangen van huurders van de Woonstichting behartigt, heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, omdat hij van mening is dat deze in strijd is met de Woningwet en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen over de wijziging. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat Arcade geen procesbelang heeft en dat de minister de wijziging op juiste wijze heeft goedgekeurd. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de wijziging van de statuten niet in strijd is met de Woningwet en dat Arcade voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201909403/1/A3.
Datum uitspraak: 30 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Huurderskoepel Arcade, gevestigd te Diemen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2019 in zaak nr. 18/808 in het geding tussen:
Arcade
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2016 heeft de minister de wijziging van de statuten van Woonstichting Lieven de Key (hierna: de Woonstichting) goedgekeurd.
Bij besluit van 22 december 2017 heeft de minister het door Arcade daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2019 heeft de rechtbank het door Arcade daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Arcade hoger beroep ingesteld.
De minister en de Woonstichting hebben elk afzonderlijk een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2021, waar Arcade, vertegenwoordigd door mr. A.I. de Haan, advocaat te Amersfoort, en de minister, vertegenwoordigd door dr. E.D.J. Peeters en V.H.J.M. Paardekooper, zijn verschenen. Voorts is daar de Woonstichting, vertegenwoordigd door mr. E.A. van der Kuijlen-Stap, advocaat te Breda, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       De Woonstichting is een wooncorporatie die zich onder meer richt op de woningmarkt in Amsterdam. Arcade behartigt de belangen van (groepen) huurders van woningen van de Woonstichting.
De Woonstichting heeft een verzoek ingediend bij de minister tot goedkeuring van een voorgenomen wijziging van de in de statuten opgenomen doelstelling van de stichting.
2.       De in artikel 3 van de statuten opgenomen doelstelling luidde als volgt:
"De stichting heeft als doel:
a. het als toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting;
b. het mede werkzaam te zijn ten behoeve van de huisvesting van studerende jongeren."
Met het verzoek heeft de Woonstichting beoogd dit artikel als volgt te wijzigen:
"De stichting heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting zoals omschreven in artikel 45 van de Woningwet en het hierbij:
a. huisvesten van mensen waarbij het belang van toetreders op de woningmarkt waaronder studerende jongeren voorop staat."
3.       Op 9 oktober 2014 heeft de Woonstichting aan Arcade advies gevraagd over voorgenomen beleid als weergegeven in de gespreksnotitie ‘Op weg naar een visie en missie van De Key'. Daarin werd onder meer uiteengezet dat de Woonstichting zich wil gaan positioneren als een woningcorporatie voor starters op de Amsterdamse woningmarkt.
Op 23 februari 2015 heeft Arcade daarover advies uitgebracht.
Op 10 juni 2015 heeft de Woonstichting aan Arcade advies gevraagd over voorgenomen beleid als weergegeven in de notitie ‘Ruimte voor beweging, Strategie De Key’, waarin bovenbedoeld beleid nader werd uitgewerkt. Op 24 juli 2015 heeft Arcade daarover advies uitgebracht.
Op 14 juli 2016 heeft de Woonstichting aan Arcade advies gevraagd over voorgenomen beleid als weergegeven in de notitie ‘Portefeuillestrategie De Key 2016 tot en met 2026’. Op 2 september 2016 heeft Arcade daarover advies uitgebracht. In dat advies wordt onder meer opgemerkt:
"Onze eerste opmerkingen betreffen de keuze van de Key voor mensen die hun eerste stappen zetten op de woningmarkt, de starters. We zien dat als een ingrijpende beleidswijziging die, zeker op de langere termijn, grote consequenties heeft. Arcade onderschrijft deze keuze. We zijn er met u van overtuigd dat de moeilijke toegang die deze doelgroep op de huidige Amsterdamse woningmarkt ondervindt, zo'n drastische keuze rechtvaardigt. Wel hebben we daarbij zorgen over een aantal aspecten zoals de samenwerking en taakverdeling met de andere woningcorporatie, de kwaliteit van de starterswoningen en de houdbaarheid van de aan deze keuze verbonden tijdelijke huurcontracten."
Besluitvorming
4.       Bij besluit van 1 augustus 2016 heeft de minister gelet op het bepaalde in artikel 23, derde lid, van de Woningwet goedkeuring aan de wijziging van de statuten van de Woonstichting verleend.
5.       Op 24 augustus 2016 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Woonstichting en Arcade en heeft de Woonstichting aan Arcade meegedeeld dat zij door een beleidswijziging de statuten zal wijzigen en dat zij hiervoor al formele goedkeuring heeft ontvangen van de minister. De tekst van de nieuwe statuten is hierop door de Woonstichting aan Arcade toegezonden. Arcade heeft deze op 19 september 2016 ontvangen.
Op 20 september 2016 is de akte gepasseerd waarin de statuten van de Woonstichting werden gewijzigd, waarbij het met name gaat om de hierboven vermelde wijziging in artikel 3, eerste lid, van de statuten.
Bij brief van 26 september 2016 heeft Arcade aan de Woonstichting meegedeeld dat hij niet vooraf is geïnformeerd over deze statutenwijziging, niet in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit te brengen en dat zijn advies ook niet is meegewogen bij het besluit tot goedkeuring van de statutenwijziging van de minister. Arcade verzoekt de Woonstichting hem alsnog te informeren en in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen.
Bij brief van 28 september 2016 heeft de Woonstichting hierop negatief gereageerd.
Arcade heeft op 28 december 2016 bij de kantonrechter een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het overleg huurder verhuurder (hierna: Wohv). Hij heeft betoogd dat de Woonstichting heeft verzuimd hem tijdig te informeren over de (inhoud van de) statutenwijziging en hem niet in staat heeft gesteld daarover eerst advies uit te brengen.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen bij beschikking van 24 februari 2017. Uit de toepasselijke bepalingen van de Wohv volgt dat het informatie- en adviesrecht van de huurdersorganisatie ziet op het door de verhuurder gevoerde beleid, met name op de voorgenomen wijzigingen daarvan, en de gevolgen daarvan, voor zover de belangen van de huurders hierdoor worden geraakt, aldus de kantonrechter. Volgens de kantonrechter is de statutenwijziging slechts een vastlegging van het nieuwe beleid van de Woonstichting, waarover Arcade al vaker advies heeft uitgebracht. Voor Arcade bestond geen informatie- en adviesrecht op grond van de Wohv. Niet is komen vast te staan dat de Woonstichting haar verplichtingen op grond van de Wohv niet is nagekomen, zodat het verzoek niet toewijsbaar is, aldus de kantonrechter.
6.       De minister heeft het besluit van 1 augustus 2016 in bezwaar gehandhaafd. De verzochte statutenwijziging van de Woonstichting voldoet volgens de minister aan alle wettelijke vereisten zoals opgenomen in het Beoordelingskader statuten van 7 april 2016.
Hoger beroep
-         Procesbelang
7.       De Woonstichting stelt zich in haar schriftelijke uiteenzetting op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Arcade procesbelang heeft. Volgens de Woonstichting kan Arcade het doel dat hem voor ogen staat, namelijk dat de Woonstichting de wijziging van haar beleid - inhoudende dat de Woonstichting zich meer gaat richten op starters op de woningmarkt - ongedaan maakt, niet bereiken met deze procedure. Het nieuwe beleid was ook onder de oude statuten al mogelijk, aldus de Woonstichting.
7.1.    Geen procesbelang bestaat als het beoogde doel niet kan worden bereikt. Arcade beoogt onder andere af te dwingen dat de statutenwijziging wordt teruggedraaid. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het procesbelang hiermee is gegeven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat of deze procedure uiteindelijk tot een materieel andere uitkomst zal leiden, dat wil zeggen of de oorspronkelijke tekst van de statuten van invloed is op het reeds door de Woonstichting ingezette beleid, voor de beoordeling van het procesbelang niet relevant is.
-         Adviesrecht
8.       Arcade betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat hij in de gelegenheid gesteld had moeten worden vooraf advies uit te brengen over de voorgenomen statutenwijziging. Hij voert aan dat de minister hiervoor aanleiding had moeten zien in het licht van het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in combinatie met het specifieke voorstel om de behartiging van de belangen van een nieuwe in leeftijd afgebakende doelgroep statutair voorop te gaan stellen.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de kantonrechter heeft overwogen dat Arcade op behoorlijke wijze in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen over het voornemen van de Woonstichting om de statuten aan te passen. Arcade heeft hierover geen advies kunnen uitbrengen. Dat hij in het kader van het bezwaar in deze procedure alsnog is gehoord, is volgens Arcade niet voldoende.
8.1.    Op grond van artikel 23, derde lid, van de Woningwet, moet een woningcorporatie een voorgenomen statutenwijziging voorleggen aan de minister. Uit artikel 23, eerste lid, van de Woningwet volgt dat in de statuten van een woningcorporatie wordt bepaald dat zij uitsluitend dan wel mede werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting. Dat gebied wordt omschreven overeenkomstig het bepaalde in artikel 45 van de Woningwet.
8.2.    Niet in geschil is dat de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: Btiv) geen zienswijze dan wel adviesrecht aan Arcade toekennen in deze procedure. De minister was niet gehouden hierom te vragen voordat hij op de aanvraag om de statuten te wijzigen besliste. Op grond van de Wohv heeft Arcade wel een adviesrecht over beleidswijzigingen. Dit speelt echter tussen Arcade en de Woonstichting. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de Woonstichting, gelet op de adviesaanvragen, in dit geval niet gehouden was advies te vragen aan Arcade over de statutenwijziging als zodanig. Ook aan artikel 4:8, eerste lid, van de Awb kan Arcade geen zienswijzerecht ontlenen. Aan de gestelde voorwaarden in deze bepaling is niet voldaan. De minister hoefde er niet op bedacht te zijn dat Arcade bedenkingen zou hebben tegen de doelgroepwijziging. Overigens heeft Arcade alle kansen gehad om zijn bezwaar alsnog toe te lichten.
Het betoog slaagt niet.
-         Strijd met de Woningwet
9.       Voorts betoogt Arcade dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de wijziging van de statuten in strijd is met de Woningwet. Hij voert allereerst aan dat de wijziging in strijd is met artikel 23, artikel 45, eerste lid, en artikel 41c van de Woningwet en ook met artikel 36 van het Btiv. Volgens Arcade betekent de statutenwijziging in feite dat de Woonstichting een categorale instelling is geworden, oftewel een instelling die zich richt op een specifieke doelgroep binnen de volkshuisvesting. De hiervoor genoemde bepalingen bieden geen ruimte voor een categorale doelstelling voor de Woonstichting. Jonge toetreders vallen niet onder de genoemde doelgroepen, die limitatief zijn opgesomd. Verder voert hij aan dat de statutenwijziging in strijd is met artikel 45, tweede lid, van de Woningwet. Volgens Arcade is het bouwen, verwerven en verhuren van huisvesting voor de genoemde doelgroepen niet gericht op permanent verblijf, maar op tijdelijk verblijf. Dat is in strijd met artikel 45, tweede lid, van de Woningwet.
9.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat van strijd met de Woningwet en het Btiv niet is gebleken. Dat de Woonstichting zich in het bijzonder richt op een bepaalde doelgroep is niet in strijd met de Woningwet en maakt van de Woonstichting bovendien geen categorale instelling. Uit de gewijzigde tekst van de statuten volgt niet dat de Woonstichting een corporatie is die uitsluitend werkzaam zal zijn voor toetreders op de woningmarkt. In de statuten is bepaald dat de Woonstichting uitsluitend werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting als bedoeld in artikel 45 van de Woningwet en hierbij het huisvesten van mensen, waarbij het belang van toetreders op de woningmarkt, waaronder studerende jongeren, voorop staat. Hiermee wordt deze groep weliswaar specifiek benoemd, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat de Woonstichting een categorale instelling is geworden die zich alleen richt op de toetreders. Een focus op een bepaalde doelgroep is niet in strijd met de artikelen 23 en 45 van de Woningwet. Dat de categorie "toetreders" niet is opgenomen in artikel 36 van het Btiv, is bovendien niet relevant omdat de Woonstichting geen categorale instelling is (geworden). Van strijd met artikel 45, tweede lid, van de Woningwet is evenmin gebleken. Uit de statuten volgt niet dat de Woonstichting zich niet (langer) richt op het bouwen, verwerven en verhuren van huisvesting bedoeld voor permanent verblijf. De omstandigheid dat bij toetreders op de woningmarkt, waaronder studerende jongeren, een tijdshorizon geldt, betekent niet dat een woning niet (meer) voor permanent verblijf is bedoeld, in die zin dat er hoofdverblijf wordt gehouden. Overigens kan Arcade als hij van mening is dat de Woonstichting de door de minister goedgekeurde statuten schendt, dit aankaarten langs de daartoe bestaande wegen zoals neergelegd in de Wohv.
Dit betoog slaagt evenmin.
-         Belangenafweging
10.     Tot slot betoogt Arcade dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de statutenwijziging is goedgekeurd zonder een zorgvuldige belangenafweging. Volgens Arcade verzet het volkshuisvestelijke belang zich tegen de statutenwijziging. Op grond van artikel 15 van het Btiv dient het volkshuisvestelijke belang bij de beoordeling van een statutenwijziging te worden meegewogen. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met de door belanghebbende derden, waaronder de gemeente Amsterdam, ingediende bezwaren en daarin opgenomen waarschuwingen die samenhangen met de wijziging van de doelstelling, aldus Arcade.
10.1.  Bij de beoordeling van een statutenwijziging toetst de minister gelet op artikel 23 van de Woningwet of de doelomschrijving in overeenstemming is met artikel 45 van de wet. Deze toets heeft de statutenwijziging op grond van wat hiervoor is overwogen in 9.1. doorstaan. Er is sprake van een accentverschuiving die niet in strijd is met de wet. Niet is aannemelijk gemaakt dat de minister niet het standpunt heeft mogen innemen dat het volkshuisvestelijke belang niet in geding is met de wijziging van artikel 3 van de statuten. Van een onzorgvuldige belangenafweging is niet gebleken. Anders dan Arcade ter zitting van de Afdeling in dit kader nader heeft toegelicht, is ook geen sprake van een wijziging van de gehele doelstelling van de Woonstichting waardoor de weging van de volkshuisvestelijke belangen pregnanter aan de orde zou moeten zijn. Evenmin is gebleken dat de belangen van de zittende huurders worden veronachtzaamd.
Ook dit betoog slaagt niet.
Conclusie
11.     De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister de door de Woonstichting verzochte statutenwijziging op een juiste wijze heeft getoetst aan de wettelijke vereisten en op goede gronden zijn goedkeuring heeft verleend.
12.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
13.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Ley-Nell
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021
597.
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:8
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Woningwet
Artikel 23
1. In de statuten van een toegelaten instelling of van een met haar verbonden onderneming wordt bepaald dat zij uitsluitend respectievelijk mede werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting, en wordt dat gebied omschreven overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 45.
2. De statuten van een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 64 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 175 van dat boek, met welke een toegelaten instelling zich verbindt in de zin van artikel 21
a. bevatten geen bepalingen die afwijken van artikel 89 lid 1 tweede volzin, 92 lid 1, 105 lid 1, 135 lid 4, 198 lid 1, 201 lid 1 of 245 lid 1 van dat boek;
b. bevatten geen bepalingen als bedoeld in de artikelen 192 lid 1 aanhef en onder a en 242 lid 1 eerste volzin van dat boek;
c. bepalen dat de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering van die naamloze of besloten vennootschap is vereist voor besluiten van haar bestuur over:
1°. dienovereenkomstige aangelegenheden als die, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdelen c en i;
2°. het oprichten van een dochtermaatschappij of het deelnemen in een rechtspersoon of vennootschap in de zin van artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
3°. het verstrekken van een lening aan of het zich in enigerlei opzicht garant stellen voor een dochtermaatschappij of een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld onder 2° en
d. bepalen, indien en zolang die naamloze of besloten vennootschap een dochtermaatschappij van de toegelaten instelling is, dat haar bestuur zich gedraagt naar de aanwijzingen van de algemene vergadering, welke bepaling in de statuten van die naamloze vennootschap kan worden beperkt tot aanwijzingen van die vergadering die de algemene lijnen van het te voeren beleid op nader in die statuten aangegeven terreinen betreffen.
3. De toegelaten instelling en een met haar verbonden onderneming behoeft voor de wijziging van haar statuten, respectievelijk wijzigingen van haar statuten of akte, die betrekking hebben op haar werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting, de goedkeuring van Onze Minister, en legt daartoe elke voorgenomen wijziging respectievelijk zodanige wijziging aan hem voor.
Artikel 41b
1. Onze Minister kan, op verzoek van de colleges van burgemeester en wethouders van twee of meer aan elkaar grenzende gemeenten in Nederland, goedkeuren dat, in afwijking van artikel 41, de in een of meer van die gemeenten feitelijk werkzame toegelaten instellingen en samenwerkingsvennootschappen in al die gemeenten feitelijk werkzaam mogen zijn. Het besluit van Onze Minister wordt in de Staatscourant geplaatst.
Artikel 41c
1. Na toepassing van artikel 41b, eerste lid, maken de toegelaten instellingen en de samenwerkingsvennootschappen, bedoeld in dat lid, in andere gemeenten dan die, bedoeld in dat lid, geen aanvang met het doen bouwen of verwerven van woongelegenheden of aanhorigheden als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel a, of van gebouwen of aanhorigheden als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdelen d en g, en verrichten geen handelingen met het oog op het maken van die aanvang. De eerste volzin is niet van toepassing op het bouwen van haar zodanige woongelegenheden of aanhorigheden ter plaatse van haar voordien daartoe gesloopte woongelegenheden of hun onroerende of infrastructurele aanhorigheden.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien en zolang de toegelaten instellingen of samenwerkingsvennootschappen, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, zich bij hun werkzaamheden in het bijzonder richten op de huisvesting van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van personen. Andere toegelaten instellingen als bedoeld in dat lid kunnen Onze Minister verzoeken om een ontheffing van het verbod, bedoeld in dat lid, op welk verzoek Onze Minister mede ten aanzien van de betrokken samenwerkingsvennootschappen beslist.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent het toepassingsbereik van het eerste lid en omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, te verstrekken gegevens, de wijze waarop de toegelaten instelling degenen die een belang hebben bij de in die volzin bedoelde ontheffing daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister die ontheffing kan verlenen of weigeren.
Artikel 45
1. De toegelaten instellingen, de met hen verbonden ondernemingen van welke zij de enige aandeelhoudster zijn en de samenwerkings-vennootschappen zijn uitsluitend werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. Indien een toegelaten instelling een deel van de aandelen van een met haar verbonden onderneming houdt, is die onderneming, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften, ten minste naar rato van dat deel werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting.
2. Het gebied van de volkshuisvesting omvat uitsluitend het door de toegelaten instelling of door een met haar verbonden onderneming:
a. doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede bezwaren, toewijzen, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden en die van toegelaten instellingen of met hen verbonden ondernemingen, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;
(…)
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 15
Onze Minister betrekt bij een besluit tot het nemen waarvan hij ingevolge de wet of dit besluit bevoegd is, behalve de op grond van de bij de wet of in het bepaalde bij of krachtens dit besluit gegeven daarop betrekking hebbende voorschriften, de daarover uitgebrachte zienswijzen en adviezen en de uitkomsten van daarover gevoerd overleg. Hij kan daarnaast bij die besluiten het belang van de volkshuisvesting betrekken, indien dat naar zijn oordeel naast die voorschriften, zienswijzen, adviezen of uitkomsten in het geding is.
Artikel 36
De categorieën van personen, bedoeld in artikel 41c, tweede lid, eerste volzin, van de wet, zijn:
a. personen die zijn ingeschreven bij een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsopleidingen, of die zich voorbereiden op een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van eerstgenoemde wet;
b. ouderen, gehandicapten en andere personen die zorg of begeleiding behoeven en
c. andere personen, voor welke de voorziening in de behoefte aan huisvesting dringend noodzakelijk is uit het oogpunt van gezondheid, veiligheid, sociale factoren, overmacht of calamiteiten.
Binnen de op grond van artikel 15 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 toekomende beoordelingsruimte heeft de Autoriteit woningcorporaties het Beoordelingskader statuten, 7 april 2016 opgesteld, dat is goedgekeurd door de minister.
Beoordelingskader statuten, 7 april 2016
In de statuten van een woningcorporatie wordt bepaald dat zij uitsluitend of mede werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting; een verwijzing in de statuten naar artikel 45 Woningwet is voldoende.
Daarnaast mag in de statuten zijn opgenomen dat de woningcorporatie zich in het bijzonder richt op een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld op studenten of ouderen.