202003090/1/A2.
Datum uitspraak: 27 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting International Tax Center (hierna: ITC), gevestigd te Leiden,
appellante,
en
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (hierna: NVAO),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2020 heeft de NVAO de aanvraag van het ITC voor accreditatie van een nieuwe opleiding, de masteropleiding Advanced Studies in International Tax Law, afgewezen.
Het ITC heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de NVAO verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De NVAO heeft met dat verzoek ingestemd en het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden naar de Afdeling ter behandeling als beroepschrift.
De NVAO heeft een verweerschrift ingediend.
Het ITC heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2020, waar het ITC, vertegenwoordigd door mr. J. Veltman, advocaat te Winsum (Gr), vergezeld van de [voorzitter van het bestuur] van het ITC], de [voorzitter van de raad van advies van ITC] en [gemachtigde A], en de NVAO, vertegenwoordigd door mr. J. Bootsma, advocaat te Den Haag, vergezeld van [gemachtigde B], zijn verschenen.
Overwegingen
Bevoegdheid van de Afdeling
1. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende. In artikel 8:6, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 2 van bijlage 2 van de Awb is bepaald dat tegen een besluit op grond van artikel 5a.11 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling. Tot 1 februari 2019 was in dit artikel de bevoegdheid opgenomen om op aanvraag een accreditatie te verlenen, zoals in dit geval aan de orde. Met de Wet van 15 juni 2018 tot wijziging van onder meer de WHW met het oog op het optimaliseren van het accreditatie stelsel (Wet accreditatie op maat), Stb. 2018, 209, is deze bevoegdheid opgenomen in artikel 5.8, eerste lid, van de WHW. Gelet op artikel 2 van bijlage 2 van de Awb zou de Afdeling niet langer bevoegd zijn om van dergelijke besluiten in beroep kennis te nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet accreditatie op maat blijkt niet dat bedoeld is de tot 1 februari 2019 geldende regeling van de rechtsbescherming te wijzigen. De Afdeling acht zich daarom bevoegd op het beroep van ITC te beslissen.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Aanleiding
3. Vanaf het studiejaar 1998-1999 tot en met het studiejaar 2018-2019 heeft het ITC onder de verantwoordelijkheid van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden het onderwijs van de masteropleiding International Tax Law verricht. Omdat gesprekken met de Universiteit Leiden over continuering van de opleiding niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, heeft het ITC besloten de opleiding vanaf het studiejaar 2020-2021 onder eigen verantwoordelijkheid voort te zetten. Om de noodzakelijke accreditatie voor de masteropleiding Advanced Studies in International Tax Law te verkrijgen, heeft het ITC op 23 september 2019 een aanvraag voor accreditatie van een nieuwe opleiding bij de NVAO ingediend. Deze toets is een noodzakelijke voorwaarde voor het verkrijgen van de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs.
Besluitvorming
4. Aan het besluit van 2 april 2020 heeft de NVAO ten grondslag gelegd dat het ITC niet heeft voldaan aan de zogenoemde volkomen cycluseis. Deze eis houdt in dat het ITC ten minste éénmaal zelfstandig het volledige curriculum van de masteropleiding moet hebben verzorgd. Als niet aan deze eis wordt voldaan, kan de NVAO de gerealiseerde leeruitkomsten van de masteropleiding van het ITC niet beoordelen. Het overzicht van eindwerken van studenten van studiejaar 2018-2019 van de opleiding dat door het ITC is overgelegd, kan niet worden gebruikt voor die beoordeling. Deze eindwerken zijn immers afkomstig uit de periode waarin de Universiteit Leiden nog verantwoordelijk was voor het verzorgen van de opleiding en het verlenen van diploma en graad aan die universiteit. De volkomen cycluseis vergt dat sprake is van bewezen kwaliteit van de instelling die beoogt rechtspersoon voor hoger onderwijs te worden op alle standaarden van het beleidskader van de NVAO, aldus de NVAO.
Het geschil in beroep
5. Het ITC betoogt dat de NVAO een onjuiste en onnodig stringente uitleg geeft aan de volkomen cycluseis als bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, aanhef en onder d, van de WHW.
Daartoe voert het ITC aan dat in deze bepaling als eis is vermeld dat het volledige curriculum ten minste éénmaal recent moet zijn verzorgd en dat aan de opleiding studenten moeten zijn afgestudeerd. Een nadere invulling van deze eis is in de regelgeving niet gegeven. Het ITC heeft tot en met het studiejaar 2018-2019 het volledige curriculum van de opleiding verzorgd en elk jaar zijn daaraan studenten afgestudeerd. Bij de aanvraag heeft het ITC de gerealiseerde leeruitkomsten overgelegd, evenals de overige documentatie waaruit blijkt dat aan de volkomen cycluseis is voldaan. Het ITC stelt dat daarmee aan de gestelde eis is voldaan.
Daarnaast heeft het ITC aangevoerd dat de NVAO als aanvullende eis heeft gesteld dat het ITC het curriculum zelfstandig moet hebben verzorgd. Die eis volgt echter niet uit de wet- en regelgeving. Het ITC ziet ook geen steun voor deze aanvullende eis in de door de NVAO aangehaalde wetsgeschiedenis. Of een opleiding al of niet zelfstandig is verzorgd doet volgens het ITC ook niet ter zake. Het ITC heeft het volledige curriculum verzorgd en aan de opleiding zijn studenten afgestudeerd. De bij de aanvraag overgelegde documentatie maakt het mogelijk om in volle omvang te toetsen of de kwaliteit van de aangeboden en verzorgde opleiding aan alle standaarden voldoet.
Verder voert het ITC aan dat de NVAO in dit geval met de volkomen cycluseis geen oordeel over de opleiding geeft, maar feitelijk de kwaliteit van het ITC beoordeelt. De NVAO is niet bevoegd om de kwaliteit van een instelling in het kader van een verzwaarde toets nieuwe opleiding te beoordelen. De NVAO moet zich met de volkomen cycluseis beperken tot het toetsen van de bewezen kwaliteit van de opleiding. Het is aan de minister om de kwaliteit van de instelling te beoordelen in het kader van zijn bevoegdheid om graden te verlenen.
Het ITC voert verder aan dat de feitelijke onderbouwing die de NVAO geeft voor het standpunt dat het ITC zelfstandig de opleiding moet hebben gegeven, onjuist is. Daarbij wijst het ITC erop dat de Universiteit Leiden in 2012 nog niet beschikte over een Instellingstoets kwaliteitszorg (hierna: ITK) en, anders dan de NVAO heeft gesteld, de destijds verrichte beoordeling geen beperktere reikwijdte had. De beoordeling is verricht op basis van paragraaf 3.2 van het Beoordelingskader. Ook het standpunt van de NVAO over de ‘quality assurance standing committee’ is feitelijk onjuist en achterhaald. Daarmee is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
Verder voert het ITC aan dat de volkomen cycluseis onnodig streng is in het licht van de toegang tot het hoger onderwijs. Deze eis komt er volgens de uitleg van de NVAO op neer dat de aanvrager de opleiding geheel buiten de academische sfeer moet aanbieden en studenten eerst zonder graadverlening aan de opleiding moeten afstuderen. Dit is volgens het ITC een onmogelijke opgave. De prijs voor het verzorgen van een onbekostigde academische opleiding is hoog en moet worden betaald uit de collegegelden van de studenten. Deze collegegelden zullen aanmerkelijk hoger zijn dan de wettelijke collegegelden of de instellingstarieven. De studenten komen bovendien niet in aanmerking voor studiefinanciering, omdat de opleiding niet geaccrediteerd is. Verder krijgen de studenten bij het voltooien van de opleiding niet een internationaal erkende academische graad, maar alleen een certificaat van een niet erkende onderwijsinstelling. Het volgen van de opleiding wordt daarmee onaantrekkelijk, aldus het ITC. Daarbij komt nog dat ongeveer 80% van de studenten niet afkomstig is uit landen die onderdeel zijn van de Europese Economische Ruimte. Omdat de opleiding niet is geaccrediteerd krijgen deze studenten geen verblijfsvergunning voor het volgen van de opleiding.
5.1. In de periode 1 mei 2013 tot en met 30 april 2019 had de Universiteit Leiden een accreditatie voor de masteropleiding Advanced Studies in International Tax Law. Vaststaat dat de accreditatie van de opleiding is verlopen en dat de Universiteit Leiden de masteropleiding niet overeenkomstig artikel 6.9, vierde lid, van de WHW aan het ITC heeft overgedragen. Het ITC heeft nog pogingen ondernomen om de opleiding bij andere rechtspersonen voor hoger onderwijs onder te brengen, maar dat is niet gelukt.
Om de opleiding alsnog te kunnen aanbieden, stond voor het ITC daarom alleen nog de mogelijkheid open om een verzwaarde toets nieuwe opleiding te doorlopen en zelf een accreditatie voor de opleiding te bemachtigen.
5.2. Met de volledige cycluseis als onderdeel van de verzwaarde toets nieuwe opleiding is beoogd te waarborgen dat organisaties, voordat zij tot het stelsel van hoger onderwijs toetreden, hebben bewezen dat de kwaliteit van het onderwijs op orde is (Kamerstukken II 2016/17, 34 735, nr. 3, blz. 36). De rechtspersoon die nog geen rechtspersoon voor hoger onderwijs is, moet naar het oordeel van de Afdeling de opleiding aantoonbaar als eindverantwoordelijke rechtspersoon volledig hebben gedragen, waarbij bovendien de gerealiseerde leeruitkomsten als voldoende moeten zijn beoordeeld. Door het volledig zelf verzorgen van de nieuwe opleiding, dus zonder dat daarbij kan worden teruggevallen op voorzieningen die onder de verantwoordelijkheid van de andere rechtspersoon werden aangeboden, bewijst de beoogde rechtspersoon voor hoger onderwijs dat de kwaliteit van de opleiding op orde is. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan interne kwaliteitsborging. Dat het onderwijs onder de vlag van een andere rechtspersoon is verzorgd, is dus niet voldoende.
5.3. Het ITC heeft de opleiding inhoudelijk jarenlang verzorgd, maar altijd onder de accreditatie en de verantwoordelijkheid van de Universiteit Leiden. In dat verband heeft de NVAO zich terecht op het standpunt gesteld dat de wijze waarop het ITC het onderwijs rondom de kwaliteitsstandaarden vormgeeft voor de beoordeling van de kwaliteit van de opleiding van belang is. Niet alleen moet worden getoetst of de opleiding op zichzelf van voldoende kwaliteit is, maar ook of de rechtspersoon in staat is om de opleiding op voldoende kwalitatief niveau te dragen. Ook de kwaliteitscultuur binnen een instelling die van belang is voor de kwaliteit van een opleiding, kan pas echt in zijn volle omvang worden beoordeeld als de opleiding van a tot z is verzorgd (Kamerstukken I 2016/17, 34 412, nr. C, blz. 26). In zoverre kan het standpunt van het ITC, dat de NVAO met de verzwaarde toets nieuwe opleiding de kwaliteit van de beoogde rechtspersoon voor hoger onderwijs niet mag beoordelen en slechts de Inspectie en de minister hiertoe bevoegd zijn, niet worden gevolgd.
Gelet op het voorgaande was de bij de aanvraag overgelegde documentatie, anders dan het ITC aanvoert, ongeschikt om in volle omvang te toetsen of de kwaliteit van de aangeboden opleiding op alle standaarden voldoet. De stelling van het ITC dat de opleiding in 2012 op alle standaarden volledig is getoetst, doet dan ook niet ter zake omdat die toets betrekking heeft op de periode dat de accreditatie aan de Universiteit Leiden was verleend. De slotsom is dat de NVAO terecht niet aannemelijk heeft kunnen achten dat het ITC de opleiding volledig heeft verzorgd in de zin van de WHW.
5.4. Daarnaast heeft de NVAO zich terecht op het standpunt gesteld dat het stellen van strenge eisen voor de toegang tot het hoger onderwijsstelsel in het belang van een goede kwaliteit van het onderwijs gerechtvaardigd is. De wetgever heeft uitdrukkelijk de volkomen cycluseis noodzakelijk geacht om de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs en het vertrouwen in dat stelsel te borgen. Alleen een papieren toets heeft hij daartoe onvoldoende geacht, omdat de kwaliteit dan niet is bewezen (Kamerstukken I 2016/17, 34 412, nr. C, blz. 26). Naar het oordeel van de Afdeling is met de huidige eisen toegang tot het hoger onderwijsstelsel niet onmogelijk. Het ITC heeft in het aanvullende stuk van 9 september 2020 zelf al een aantal instellingen genoemd die ondanks de hoge toegangseisen toch tot het stelsel zijn toegetreden. Bovendien heeft de wetgever in de hiervoor vermelde kamerstukken te kennen gegeven dat in de voorafgaande jaren twaalf onderwijsinstellingen tot het bestel zijn toegetreden. Dat het ITC waarschijnlijk een jaar niet-geaccrediteerd onderwijs zal moeten verzorgen, en de opleiding minder rendabel zal zijn vanwege een lager aantal studenten, heeft de NVAO erkend, maar aan die omstandigheden heeft de NVAO naar het oordeel van de Afdeling minder gewicht mogen toekennen dan aan het belang van de kwaliteit van het hoger onderwijsstelsel.
Het betoog faalt.
6. Het ITC betoogt verder dat de NVAO niet bevoegd is om een aanvraag te weigeren op de grond dat niet is voldaan aan de volkomen cycluseis. Daartoe voert het ITC aan dat in artikel 5.9 van de WHW limitatief twee gronden zijn opgesomd op basis waarvan de NVAO een accreditatie nieuwe opleiding moet weigeren. De volkomen cycluseis is niet één van deze twee gronden. Daaruit volgt dat het voor de NVAO niet mogelijk is om de aanvraag te weigeren op grond van een eigenstandige toetsing van de aanvraag aan de volkomen cycluseis. De NVAO probeert dit probleem te ondervangen door de weigering te baseren op artikel 5.9 in samenhang gelezen met artikel 5.3, eerste lid, aanhef en onder d, van de WHW en paragraaf 3.5 van het Beoordelingskader. De NVAO baseert de weigering daarmee op een negatief oordeel over de kwaliteit van de opleiding. Uit artikel 5.7, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 5.2, tweede lid, onderdeel b, van de WHW volgt dat de NVAO een dergelijk oordeel over de kwaliteit echter alleen mag geven op basis van een advies van een commissie van deskundigen, aldus het ITC. Voor zover de weigering om de opleiding te accrediteren is gebaseerd op artikel 5.9 en daarmee op een negatief oordeel over de kwaliteit, is het besluit in strijd met de verplichting tot inschakeling van een commissie van deskundigen. Voor zover de weigering is gebaseerd op het niet voldoen aan de volkomen cycluseis, geldt dat een aanvraag op deze grond niet kan worden geweigerd vanwege de limitatieve opsomming van weigeringsgronden in artikel 5.9.
Volgens het ITC volgt uit het systeem van de wet dat de NVAO bevoegd is om een positief of negatief accreditatiebesluit te nemen, waarna de minister op basis van een positief accreditatiebesluit toestemming aan een onderwijsinstelling kan geven om graden te verlenen. In het kader van deze toestemmingsverlening beoordeelt de minister op grond van artikel 6.9 van de WHW of de kwaliteit en continuïteit van de rechtspersoon daarvoor voldoende zijn. Onderdeel van deze beoordeling is de vraag of aan de volkomen cycluseis is voldaan, aldus het ITC. Daarbij wijst het ITC op de Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs (Stcrt. 2019, 41025), waarin is vermeld dat toestemming van de minister afhankelijk is van een positief accreditatiebesluit en het hebben verzorgd van het volledige curriculum. De minister beoordeelt op advies van de Inspectie van het onderwijs of de aanvrager voldoet aan de volkomen cycluseis. Volgens het ITC had de NVAO de aanvraag van het ITC in overeenstemming met de daarvoor geldende procedure moeten afhandelen door een commissie van deskundigen in te stellen, die vervolgens de kwaliteit van de opleiding zou hebben beoordeeld met in begrip van de gerealiseerde kwaliteit van de door het ITC verzorgde opleiding.
6.1. De Afdeling begrijpt uit de artikelen 5.7, tweede lid, en 5.3, eerste lid, aanhef en onder d, van de WHW, in onderling verband bezien, dat de wetgever kennelijk heeft bedoeld dat een aanvraag van een rechtspersoon die (nog) geen rechtspersoon voor hoger onderwijs is, niet kan worden beoordeeld als er geen gerealiseerde leeruitkomsten zijn die volgen uit de verzorging van een volledige onderwijscyclus. De essentie van de verzwaring van de toets nieuwe opleiding is er immers in gelegen dat in een dergelijk geval ook de gerealiseerde leeruitkomsten worden beoordeeld. Daarvoor dient ten tijde van de aanvraag het volledige curriculum van die opleiding door de rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen te zijn verzorgd en dienen studenten aan die opleiding te zijn afgestudeerd. Een volledig curriculum is noodzakelijk voor de beoordeling van de kwaliteit van de opleiding en zonder die beoordeling voldoet de opleiding niet aan de kwaliteitseisen van artikel 5.7, tweede lid. Een beoordeling door een commissie van deskundigen als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, aanhef en onder b, zoals het ITC heeft aangevoerd, is zinledig als de volledige cyclus van de opleiding niet eerst is doorlopen. De NVAO heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als de gerealiseerde leerresultaten van een volledig verzorgde cyclus ontbreken, de kwaliteitsaspecten niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. De NVAO was derhalve bevoegd om de aanvraag op grond van artikel 5.3, eerste lid, aanhef en onder d, van de WHW in samenhang gelezen met artikel 5.7 en artikel 5.9, eerste lid, af te wijzen.
Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021
705.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 5.3
1. Het accreditatieorgaan neemt in het accreditatiekader in ieder geval een uitwerking op van:
[…]
d. de aanvraagprocedure voor het verkrijgen van accreditatie en de erkenning ITK, met dien verstande dat de uitwerking van de verzwaarde toets nieuwe opleiding voor de eerste opleiding die wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen ten minste inhoudt dat deze plaatsvindt op basis van het volledige curriculum van de opleiding, waarop de aanvraag betrekking heeft, welke ten tijde van de aanvraag ten minste éénmaal recent in Nederland is verzorgd en waaraan studenten zijn afgestudeerd; en
[…]
Artikel 5.6
1. Een toets nieuwe opleiding is de toets van een opleiding, zonder accreditatie, op de kwaliteit in het kader van verkrijging van accreditatie.
2. Een toets nieuwe opleiding wordt uitgevoerd op aanvraag van het instellingsbestuur.
3. Bij de aanvraag vermeldt het instellingsbestuur tevens de door hem beoogde:
a. visitatiegroep waartoe de opleiding kan behoren;
b. naam van de opleiding; en
c. toevoeging aan de graad als bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, voor zover het een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft.
4. Een toets nieuwe opleiding is niet vereist indien sprake is van:
a. het samenvoegen van geaccrediteerde opleidingen, voor zover het accreditatieorgaan in het kader van de aanvraag voor instemming met het verzorgen van de samengevoegde opleiding, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, heeft geoordeeld dat de samengevoegde opleiding geen nieuwe opleiding is als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid;
b. het ongedaan maken van een samenvoeging van geaccrediteerde opleidingen als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid;
c. het gezamenlijk verzorgen van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3c, voor zover het accreditatieorgaan in het kader van de aanvraag voor instemming met het verzorgen van de gezamenlijke opleiding, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel e, heeft geoordeeld dat de gezamenlijke opleiding geen nieuwe opleiding is als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid; en
d. het verzorgen van een nieuwe masteropleiding, die de voortzetting vormt van een bestaande geaccrediteerde postinitiële masteropleiding.
Artikel 5.7
[…]
2. In het kader van een toets nieuwe opleiding wordt de kwaliteit van een opleiding, waarvan het accreditatieorgaan vast stelt dat daaraan feitelijk al onderwijs wordt verzorgd, beoordeeld aan de hand van de kwaliteitsaspecten, genoemd in de onderdelen a, b en d tot en met f, van het eerste lid alsmede aan de hand van:
a. het gerealiseerde niveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is; en
b. de deugdelijkheid van de beoordeling, toetsing en examinering van de studenten.
[…].
Artikel 5.9
1. Accreditatie nieuwe opleiding wordt door het accreditatieorgaan geweigerd indien:
a. uit de aanvraag blijkt dat de opleiding die de instelling verzorgt of voornemens is te verzorgen geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een opleiding, verzorgd door dezelfde instelling, waarvoor accreditatie is geweigerd of is ingetrokken als bedoeld in artikel 5.19 of artikel 5.20, minder dan drie jaar voorafgaand aan de aanvraag; of
b. de kwaliteit van de opleiding negatief wordt beoordeeld op een of meer kwaliteitsaspecten, genoemd in artikel 5.7.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, kan het accreditatieorgaan accreditatie nieuwe opleiding onder voorwaarden verlenen, indien de tekortkomingen op de kwaliteitsaspecten naar zijn oordeel binnen afzienbare tijd kunnen worden weggenomen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen accreditatie nieuwe opleiding onder voorwaarden kan worden verleend en welke voorschriften aan accreditatie nieuwe opleiding onder voorwaarden kunnen worden verbonden. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 6.9
1. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die de bevoegdheid wenst te verkrijgen om graden te verlenen als bedoeld in artikel 7.10a, dient daartoe een verzoek in bij Onze minister onder overlegging van een verzwaarde toets nieuwe opleiding voor een bacheloropleiding of een masteropleiding.
[…]
4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de desbetreffende rechtspersoon de opleiding overdraagt aan een andere rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waarop de artikelen 1.12 of 1.12a op het moment van de overdracht niet van toepassing zijn.
[…].
Beoordelingskader Accreditatiestelsel Hoger Onderwijs Nederland (september 2018)
In paragraaf 3.5 is het volgende vermeld:
De ‘verzwaarde’ toets nieuwe opleiding betreft de eerste (bachelor- of master)opleiding die wordt verzorgd door een organisatie die als ‘rechtspersoon voor hoger onderwijs’ wil worden erkend door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en een geaccrediteerde opleiding wil verzorgen. De verzwaarde toets nieuwe opleiding kan niet op basis van een associate degree-opleiding worden afgenomen.
De procedure tot toelating tot het stelsel van geaccrediteerde opleidingen bestaat uit twee delen. De rechtspersoon dient naast de vereisten die gelden voor een uitgebreide beoordeling van bestaande opleidingen, aan te tonen dat de kwaliteit en de continuïteit van de desbetreffende opleiding waarvoor de verzwaarde toets nieuwe opleiding wordt gevraagd, zijn gewaarborgd. Deze laatste toets wordt door de Inspectie verricht.
De verzwaarde toets nieuwe opleiding beoordeelt de gerealiseerde leeruitkomsten. De kwaliteit van het onderwijs moet aantoonbaar aan de maat zijn. Het gehele curriculum dient te zijn aangeboden en door studenten doorlopen. Wanneer er sprake is van varianten of afstudeerrichtingen, dient er een representatief aantal afstudeerwerken hieruit ter beoordeling voor te liggen.
Ondanks dat het hier een toets nieuwe opleiding betreft, beoordeelt de NVAO de kwaliteit van de opleiding aan de hand van het uitgebreide kader voor bestaande opleidingen. De verzwaring zit hem immers in het feit dat het geen plantoetsing betreft maar een beoordeling van bewezen kwaliteit. Om die reden stelt de NVAO voor deze toets andere beslisregels: alle standaarden moeten voldoende zijn. Het eindoordeel kan alleen positief of negatief zijn.
[…]