ECLI:NL:RVS:2021:1765

Raad van State

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
202104177/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlenging van bewaringsmaatregel vreemdeling

Op 5 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 juni 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit beroep was ingesteld tegen de verlenging van de bewaringsmaatregel die op 19 april 2021 was genomen, waarbij de termijn van de bewaringsmaatregel, die eerder op 31 maart 2021 was opgelegd, met maximaal drie maanden werd verlengd.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had vermeld dat er hoger beroep mogelijk was tegen de verlenging van de bewaringsmaatregel, aangezien dit volgens de wet niet mogelijk is. Hierdoor verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 748,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatie over de mogelijkheden tot hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die vreemdelingenrecht betreffen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechter en griffier.

Uitspraak

202104177/1/V3.
Datum uitspraak: 5 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 23 juni 2021 in zaak nr. NL21.8601 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2021 is de termijn van de bij besluit van 31 maart 2021 aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste drie maanden.
Bij uitspraak van 23 juni 2021 heeft de rechtbank het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het verlengen van de maatregel van bewaring (artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Omdat de rechtbank onder de uitspraak ten onrechte heeft vermeld dat hoger beroep kan worden ingesteld, moet de staatssecretaris de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       veroordeelt staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Hoogvliet
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2021
47-907