ECLI:NL:RVS:2021:1773
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning
Op 9 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had eerder al meerdere afwijzingen ontvangen, waaronder besluiten van 11 juli 2017 en 14 februari 2018. De staatssecretaris had de bezwaren van de vreemdeling tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 16 juni 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard voor wat betreft het driejarenbeleid en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, wat de vreemdeling in een onzekere positie zou kunnen brengen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van griffier mr. I. Helmich, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.