ECLI:NL:RVS:2021:1774

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
202104594/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning

Op 9 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 juni 2021 de besluiten van de staatssecretaris om aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af te wijzen, had vernietigd. De vreemdelingen, die de aanvragen hadden ingediend, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en de rechtbank had geoordeeld dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van haar uitspraak.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Deze uitspraak is van belang voor de betrokken vreemdelingen en de staatssecretaris, aangezien het de rechtsgang en de behandeling van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen beïnvloedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is geregistreerd onder het zaaknummer 202104594/2/V1.

Uitspraak

202104594/2/V1.
Datum uitspraak: 9 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 22 juni 2021 in zaken nrs. 21/889 en 21/890 in het geding tussen:
[de vreemdelingen]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 11 november 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
De vreemdelingen hebben tegen die besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben in dit bezwaarschrift de staatssecretaris tevens verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb.
De staatssecretaris heeft ingestemd met dat verzoek.
Bij uitspraak van 22 juni 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Helmich, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Helmich
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2021
574