ECLI:NL:RVS:2021:1861
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling
Op 20 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 12 maart 2021 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 20 juli 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State overweegt dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens de wet. De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling wordt genomen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in deze zaak niet het geval is.
Daarom verklaart de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2021.