ECLI:NL:RVS:2021:1991
Raad van State
- J.J. van Eck
- T. van Goeverden-Clarenbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vertrouwelijke gedingstukken
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 18 december 2020, in zaak nr. NL20.9861. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op verzoek van de Afdeling, krachtens artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd. Tevens is medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken, in overeenstemming met artikel 8:29 van de Awb.
De vertrouwelijke stukken zijn gerelateerd aan het individueel ambtsbericht van 5 september 2017, met kenmerk TBI160706.0035. De overgelegde documenten omvatten onder andere een memorandum van 6 juli 2016, een onderzoeksverslag van 22 augustus 2017, en een nota van de AKN te Tbilisi van 6 oktober 2016. De minister heeft de Afdeling verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling van deze stukken kennis mag nemen, vanwege gewichtige redenen.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle noodzakelijke informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de bescherming van de geraadpleegde bronnen en gebruikte onderzoeksmethoden zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling om kennis te nemen van de stukken.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen. De beslissing is vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021.