202105913/2/A3.
Datum uitspraak: 30 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ZeelandWestBrabant (hierna: de rechtbank) van 7 september 2021 in zaken nrs. 21/2744 en 21/2745 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2020 heeft de burgemeester krachtens artikel 13b van de Opiumwet onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning op de [locatie] in Tilburg (hierna: de woning) te sluiten voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 16 juni 2021 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 september 2021 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2021, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg, en de burgemeester van Tilburg, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, zijn verschenen. Verder is [begeleider] verschenen. Hij is begeleider bij Het Houvast.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. [verzoeker] is de enige bewoner van de woning. Hij heeft ADD en een IQ van 67. In verband hiermee heeft hij een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg. [verzoeker] krijgt begeleiding van Het Houvast. Het Houvast is de huurder van de woning en stelt deze beschikbaar aan [verzoeker] om daar zelfstandig te kunnen wonen. [begeleider] bezoekt [verzoeker] minimaal een keer per week in de woning. In periodes waarin [verzoeker] zich onder druk voelt staan bezoekt [begeleider] hem meerdere keren per week. Volgens [begeleider] is momenteel sprake van verhoogde stress, hetgeen ook blijkt uit een toename van meldingen door [verzoeker] bij de wijkagent. Waar nodig heeft [verzoeker] daarnaast persoonlijk contact met een psycholoog, dan wel een arts voor verstandelijk gehandicapten.
3. Op 22 augustus 2020 heeft de politie de woning doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. De aanleiding voor deze doorzoeking was een schietincident in de omgeving van de woning. Uit de kennisgeving van inbeslagneming, het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van binnentreden blijkt dat in de woning 53 XTC-pillen, iets meer dan 8 gram MDMA, sealbags en een weegschaal zijn aangetroffen. Deze spullen bevonden zich in een papieren zak die op een tafel lag.
4. Naar aanleiding van deze doorzoeking heeft de burgemeester krachtens artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Volgens de burgemeester is sluiting van de woning noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en herstel van de openbare orde. Gelet op de handelshoeveelheid drugs gaat de burgemeester er van uit dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel en vanwege de aangetroffen sealbags en weegschaal neemt hij aan dat vanuit de woning is gehandeld in drugs. De burgemeester heeft verder meegewogen dat er in het verleden al een keer drugs zijn aangetroffen in een andere woning waar [verzoeker] toen woonde. Volgens de burgemeester is de sluiting niet onevenredig. Niet is gebleken dat de begeleiding die [verzoeker] van Het Houvast krijgt alleen in de woning kan plaatsvinden. Tijdens de sluiting zou [verzoeker] opgevangen kunnen worden door Traverse. Verder zijn er geen aanwijzingen dat de eigenaar van de woning de huurovereenkomst zal ontbinden. [verzoeker] zal dus na de sluiting in de woning kunnen blijven wonen.
5. De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om krachtens artikel 13b van de Opiumwet te gelasten de woning te sluiten, omdat een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester zich verder deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de sluiting noodzakelijk en evenredig is.
Geschil
6. [verzoeker] voert aan dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenredig is. Om dit te onderbouwen voert hij onder meer aan dat er geen meldingen van drugsgerelateerde overlast zijn. Verder voert hij aan dat er veel tijd is verstreken sinds het moment dat de drugs in de woning zijn gevonden. Volgens [verzoeker] zijn de gevonden drugs bovendien niet van hem en wist hij ook niet dat de drugs in de woning lagen. De gevolgen van de sluiting zijn verstrekkend. Er is geen geschikte plek waar hij gedurende de sluiting zal kunnen verblijven. Traverse biedt geen individuele opvang en is daarom niet geschikt. Daar komt bij dat het waarschijnlijk is dat de eigenaar van de woning de huurovereenkomst zal ontbinden als de woning daadwerkelijk moet worden gesloten. [verzoeker] zal geen vervangende woonruimte kunnen vinden, omdat hij op een zwarte lijst zal komen te staan.
Verzoek om voorlopige voorziening
7. De besluiten van de burgemeester van 19 november 2020 en 16 juni 2021 zijn nog niet uitgevoerd. [verzoeker] vraagt de voorzieningenrechter om deze besluiten te schorsen, zodat de woning niet zal worden gesloten voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
7.1. De burgemeester heeft twee dagen voor de zitting tien documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de sluiting noodzakelijk is. Deze stukken gaan volgens de burgemeester over meerdere incidenten en meldingen die dateren van de periode tussen 8 oktober 2020 en 16 september 2021. Voor negen van deze documenten heeft hij met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken. De voorzieningenrechter heeft geen kennis kunnen nemen van deze documenten, omdat de Afdeling in een andere samenstelling nog moet beslissen over de vraag of beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter zal mede daarom niet een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven en uitsluitend op grond van een belangenafweging beoordelen of het verzoek van [verzoeker] moet worden toegewezen.
Belangenafweging
7.2. [verzoeker] stelt dat hij gedurende de sluiting niet op de huidige manier door Het Houvast zal kunnen worden begeleid. Er is een groot risico dat dit tot een onomkeerbare situatie zal leiden. Volgens [verzoeker] moet de burgemeester de besluiten daarom niet uitvoeren voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
De burgemeester stelt dat hij die uitspraak niet kan afwachten, omdat er veel overlastmeldingen van omwonenden blijven binnenkomen.
7.3. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [verzoeker] een verklaring overgelegd van psycholoog Coolen van Het Houvast. Daarin staat dat [verzoeker] zeer kwetsbaar is en dat reguliere voorzieningen ontwrichtend werken. Om verdere decompensatie te voorkomen is het noodzakelijk dat hij zijn eigen plek behoudt en dat de samenwerking vanuit verschillende instanties om hem heen behouden blijft. Ter zitting heeft [begeleider] toegelicht dat het praktisch onmogelijk is om de huidige begeleiding op een andere plaats voort te zetten. De door de burgemeester genoemde organisatie Traverse heeft, mede als gevolg van de recente sluiting van een andere opvanglocatie in Tilburg, aanzienlijke wachtlijsten. Pas na de sluiting van de woning zal [verzoeker] op zo'n wachtlijst worden geplaatst. Bovendien is niet zeker dat hij bij Traverse individuele opvang zal kunnen krijgen en ook niet zeker dat Traverse Het Houvast zal inschakelen om [verzoeker] te begeleiden. De burgemeester heeft deze stellingen niet betwist. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij niet beschikt over stukken waarin Traverse te kennen geeft [verzoeker] te kunnen opvangen gedurende de sluiting van de woning. Volgens de burgemeester neemt dit echter niet weg dat [verzoeker] gedurende de sluiting ook ergens anders zou kunnen verblijven, bijvoorbeeld in een vakantiewoning.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij niet met de sluiting kan wachten tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, heeft de burgemeester in de schriftelijke uiteenzetting een korte beschrijving gegeven van de hierboven bedoelde meldingen en incidenten die dateren van na 8 oktober 2020.
7.4. De voorzieningenrechter heeft er begrip voor dat de burgemeester in geval van herhaalde meldingen en incidenten tot sluiting wil overgaan zonder eerst te hoeven wachten op de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat de door de burgemeester beschreven meldingen en incidenten voor een aanzienlijk deel niet drugsgerelateerd zijn. Voor zover de meldingen en incidenten wel drugsgerelateerd zijn, blijkt uit de beschrijving ervan niet dat het gaat om recente en ernstige incidenten. Verschillende van de meest recente meldingen zijn blijkens het overzicht afkomstig van [verzoeker] zelf. Hier staat tegenover dat het belang van [verzoeker] om in de woning te kunnen blijven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaar weegt. Op grond van de op dit moment beschikbare informatie is namelijk onvoldoende zeker dat [verzoeker] gedurende de sluiting ergens anders op een individuele locatie door Het Houvast zal kunnen worden begeleid, terwijl dit volgens de overgelegde verklaring van de psycholoog wel noodzakelijk is om verdere decompensatie te voorkomen. De voorzieningenrechter acht aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van deze begeleiding door Het Houvast dan ook aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor [verzoeker].
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het algemeen belang bij onmiddellijke sluiting van de woning in dit geval minder zwaarwegend is dan het belang van [verzoeker] om in de woning te kunnen blijven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
9. De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de burgemeester van Tilburg van 16 juni 2021, kenmerk 1532357/AvdB en zijn besluit van 19 november 2020, kenmerk GDUJO/Z-CHZ_KLA-2020-04205-04;
II. veroordeelt de burgemeester van Tilburg tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.496,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de burgemeester van Tilburg aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2021
753