ECLI:NL:RVS:2021:2214

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
202105997/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf

Op 6 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een vreemdeling die op 14 april 2020 een aanvraag indiende bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 28 juni 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 2 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De griffier heeft de vreemdeling erop gewezen dat hij griffierecht diende te betalen voor het verzoek, met een deadline van 22 september 2021. Aangezien het griffierecht niet is betaald, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202105997/2/V3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling] en [verzoeker], mede voor haar minderjarige kind,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 2 september 2021 in zaak nr. 20/5792 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft het hoger beroep en het verzoek aangevuld.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling er bij brief op gewezen dat hij voor het verzoek griffierecht moet betalen. Hem is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 22 september 2021 te voldoen. In die brief staat ook dat, als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het verzoek alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet betaald.
2.       Het verzoek is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2021
551