202105442/2/A3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende de hoger beroepen van onder meer:
Fair Play Centers B.V. (hierna: FPC), gevestigd te Kerkrade,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 20 juli 2021 in zaken nrs. 21/1562 en 21/1558 in het geding tussen:
FPC
en
de burgemeester van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2020 heeft de burgemeester een aanvraag van FPC voor een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal op de locatie Bautscherweg 26 in Heerlen, afgewezen.
Bij besluit van 30 april 2021 heeft de burgemeester het door FPC daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 juli 2021 heeft de rechtbank het door FPC daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 april 2021 vernietigd, het tegen het besluit van 4 december 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben FPC en de burgemeester hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft FPC de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester en FPC hebben een nader stuk ingediend.
Rus Tony Totally Gaming B.V. (hierna: RTTG) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2021, waar FPC, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. M.I. Robichon, advocaat te Amsterdam, RTTG, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], bijgestaan door mr. D. van Tilborg, advocaat te Breda, en de burgemeester van Heerlen, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi en mr. M.A.M.A. Huppertz, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. FPC exploiteerde van 1992 tot 31 december 2019 een speelautomatenhal op de locatie Bautscherweg 26 in Heerlen.
Volgens artikel 3, tweede lid, van de Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017, kan de burgemeester voor maximaal vier speelautomatenhallen vergunning verlenen. Op 10 februari 2020 heeft de burgemeester bekendgemaakt dat gegadigden vanaf 14 april 2020 tot en met uiterlijk 8 juni 2020 een aanvraag kunnen indienen voor een van deze vier vergunningen. In de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020 staat dat de verdeling van de beschikbare vergunningen plaatsvindt door middel van loting. Aanvragen die compleet zijn ingediend, komen in aanmerking voor deelname aan de loting. De aanvragen komen in volgorde van de uitkomst van de loting in aanmerking voor een inhoudelijke beoordeling. Bij een positieve uitkomst van deze beoordeling wordt een vergunning verleend. De aanvragen die resteren nadat het maximum aantal vergunningen is verleend, worden afgewezen. FPC en RTTG hebben tijdig complete aanvragen ingediend en daarom meegedaan aan de loting. De aanvraag van RTTG, die is ingediend voor de locatie Beitel 90 in Heerlen, is als achtste uit de loting gekomen. Omdat vier aanvragen die hoger waren geëindigd in de loting, betrekking hadden op locaties waarvoor al een vergunning was verleend, is de aanvraag van RTTG inhoudelijk beoordeeld. Deze beoordeling heeft geleid tot verlening van de door RTTG gevraagde exploitatievergunning bij besluit van 4 december 2020. Deze vergunning was de laatste die beschikbaar was. Daarom is de aanvraag van FPC, die betrekking heeft op de locatie Bautscherweg 26 en die als zesentwintigste uit de loting is gekomen, afgewezen.
FPC heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van de vergunning aan RTTG. Zij beoogt deze vergunning vernietigd te krijgen, zodat haar eigen aanvraag alsnog inhoudelijk wordt beoordeeld. Over de aan RTTG verleende vergunning gaat het in de procedure in zaak nr. 202105440/1/A3. FPC heeft ook in die zaak gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van vandaag in zaak nr. 202105440/2/A3 doet de voorzieningenrechter uitspraak op dat verzoek
FPC heeft daarnaast bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar eigen aanvraag in het besluit van 4 december 2020.
De burgemeester heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij al vier exploitatievergunningen had verleend en FPC met haar bezwaar dus niet meer kon bereiken dat aan haar een vergunning zou worden verleend.
De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens de rechtbank kon de burgemeester dit niet doen, omdat de aan RTTG verleende vergunning nog niet in rechte onaantastbaar is. De burgemeester had het bezwaar ongegrond moeten verklaren, aldus de rechtbank.
Geschil
3. In hoger beroep betoogt FPC dat de rechtbank de aan RTTG verleende vergunning had moeten vernietigen, omdat RTTG niet voldoet aan de vereisten neergelegd in artikel 4, aanhef en onder k, l en m, van de Verordening en de weigeringsgronden neergelegd in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening van toepassing zijn. De aanvraag van FPC is de eerstvolgende die in aanmerking komt voor inhoudelijke beoordeling. De aanvragen die in de loting hoger zijn geëindigd dan de aanvraag van FPC hebben namelijk, op de aanvraag van [aanvrager] na, allemaal betrekking op een locatie waarvoor al een vergunning is verleend. [aanvrager] is een dochtervennootschap van FPC en de afwijzing van haar aanvraag staat in rechte vast. FPC betoogt dat zij voldoet aan alle vereisten voor vergunningverlening.
Verzoek
4. FPC verzoekt de voorzieningenrechter om de aangevallen uitspraak en de besluiten van 4 december 2020 en 30 april 2021 te schorsen. Verder vraagt FPC aan de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure moet worden behandeld alsof de door haar gevraagde exploitatievergunning is verleend. Ter onderbouwing van deze verzoeken heeft FPC aangevoerd dat zij een deel van haar vaste klanten definitief zal kwijtraken als haar speelautomatenhal gesloten blijft in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure. Veel van haar vaste klanten worden op dit moment gedwongen om andere automatenhallen te bezoeken. Zodra RTTG de speelautomatenhal op de locatie Beitel 90 opent, zullen de vaste klanten van FPC ook daar terecht kunnen. Zij vreest dat deze personen niet als klant zullen terugkeren als de door haar gevraagde exploitatievergunning na de uitspraak in de bodemzaak en de uitspraak in zaak nr. 202105440/1/A3 alsnog wordt verleend.
Goede procesorde
4.1. Eerst ter zitting heeft FPC de voorzieningenrechter ook verzocht om te bepalen dat de burgemeester binnen twee dagen alle op de zaak betrekking hebbende stukken moet overleggen. De goede procesorde verzet zich ertegen dat dit deel van het verzoek bij de beoordeling wordt betrokken.
Het verzoek om te schorsen en te worden behandeld alsof een exploitatievergunning is verleend
4.2. De voorzieningenrechter is van mening dat het geschil nader onderzoek vergt. Deze procedure over een verzoek om een voorlopige voorziening leent zich niet hiervoor. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom beoordelen zonder een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven.
4.3. Het toewijzen van het verzoek zou tot gevolg hebben dat het door de raad van de gemeente Heerlen in de Verordening bepaalde maximum van vier exploitatievergunningen, wordt overschreden. In dat geval zouden de met dat maximum nagestreefde doelen, worden doorkruist. De burgemeester heeft er belang bij dat dit niet gebeurt. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat het wachten op de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak, zal leiden tot een onomkeerbaar verlies van vaste klanten. Het feit dat de burgemeester maximaal vier vergunningen kan verlenen, betekent dat de burgemeester alleen een exploitatievergunning aan FPC kan verlenen als de aan RTTG verleende vergunning wordt herroepen. Als dit gebeurt, zullen de klanten van RTTG een andere speelautomatenhal moeten bezoeken. Het is goed denkbaar dat die klanten dan weer zullen terugkeren naar FPC. Verder weegt de voorzieningenrechter mee dat er nog een vestiging van Fair Play Centers bestaat in Heerlen, waarnaar de vaste klanten van FPC ook nu al heen kunnen gaan.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van FPC om de speelautomatenhal in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak te mogen exploiteren, minder zwaarwegend is dan het belang van de burgemeester om in afwachting van die uitspraak vast te houden aan het maximum van vier speelautomatenhallen.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2021
753