ECLI:NL:RVS:2021:228
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning
Op 3 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De zaak betreft de intrekking van een aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit werd genomen op 3 mei 2019, waarbij ook een aanvraag van de vreemdeling om verlenging van de geldigheidsduur van deze vergunning werd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 26 november 2019 ongegrond.
De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 11 december 2020 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep niet aannemelijk in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 534,00, en het griffierecht van € 265,00 moet worden vergoed.