ECLI:NL:RVS:2021:2301

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
202102648/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en inreisverbod wegens vertrek vreemdeling met onbekende bestemming

Op 14 oktober 2021 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 december 2021 de aanvraag afgewezen en een inreisverbod uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 15 april 2021, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 26 mei 2021 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling kon enkel bevestigen dat de vreemdeling op 29 april 2021 uit de COA-opvang is vertrokken en dat er geen contact meer is met de vreemdeling. Gezien het feit dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, concludeert de Raad van State dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.

Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.

Uitspraak

202102648/1/V2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 april 2021 in zaak nr. NL19.27863 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 15 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de vreemdeling daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft op 26 mei 2021 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken.
De gemachtigde van de vreemdeling heeft laten weten dat hij enkel kan berichten dat hij van het COA heeft vernomen dat de vreemdeling op 29 april 2021 met onbekende bestemming uit de COA-opvang is vertrokken. Daaruit volgt dat hij geen contact meer heeft met de vreemdeling.
2.       Omdat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Daarom heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Wezep
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2021
844