ECLI:NL:RVS:2021:243

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
202100234/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. Dit besluit was genomen op 13 november 2020. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 6 januari 2021 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De vreemdeling heeft ook incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om niet te worden uitgezet en recht op opvang en verstrekkingen te krijgen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, en heeft daarom het verzoek van de staatssecretaris toegewezen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, omdat hij in afwachting van de beslissing op zijn asielaanvraag recht heeft op opvang, en er geen belang meer was bij het treffen van de door hem verzochte voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Uitspraak

202100234/2/V3.
Datum uitspraak: 9 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:
1.    de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
2.    [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 januari 2021 in zaak nr. NL20.19764 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Ook de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
Het verzoek van de staatssecretaris
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
Het verzoek van de vreemdeling
3.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het (incidenteel) hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
4.    Omdat het door de staatssecretaris ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen, hoeft geen uitvoering te worden gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Bovendien heeft de vreemdeling, wegens de vernietiging van het besluit door de rechtbank, in afwachting van de beslissing op zijn asielaanvraag recht op opvang. De vreemdeling heeft dan ook geen belang bij het treffen van de door hem verzochte voorlopige voorziening.
5.    Het verzoek van de vreemdeling wordt afgewezen.
6.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te geven voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II.    wijst het verzoek van de vreemdeling af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2021
722.