ECLI:NL:RVS:2021:2467

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
202106391/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunningen en inreisverbod

Op 4 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 mei 2020 de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde en voor bepaalde tijd had ingetrokken met terugwerkende kracht. Tevens was er een besluit genomen dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moest verlaten en een inreisverbod was uitgevaardigd.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen en het besluit van 6 mei 2020 te schorsen. Dit houdt in dat de staatssecretaris moet zorgen voor registratie van verblijf op basis van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in de relevante systemen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 748,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 november 2021.

Uitspraak

202106391/2/V1.
Datum uitspraak: 4 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], alias [vreemdeling 2],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 september 2021 in zaak nr. NL20.11696 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2020 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde en voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht. Daarnaast heeft de staatssecretaris bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 24 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist, dat de werking van het besluit wordt geschorst en dat arbeid hem vrij is toegestaan.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening en schorst het besluit van 6 mei 2020. Dat houdt ook in dat de staatssecretaris moet zorgen dat in de relevante geautomatiseerde systemen wordt geregistreerd dat sprake is van verblijf op basis van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het besluit van 6 mei 2020 is geschorst;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021
862