202101590/1/A3.
Datum uitspraak: 17 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2021 in zaak nr. 20/3121 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: de SUWR).
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2020 heeft de SUWR de bij besluit van 1 oktober 2019 verleende urgentieverklaring ingetrokken.
Bij besluit van 30 april 2020 heeft de SUWR het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 februari 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2021, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, advocaat te Rotterdam, en de SUWR, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, zijn verschenen. [appellante] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft van de SUWR op 1 oktober 2019 een urgentieverklaring gekregen op basis van de urgentiegrond ‘’geweld en bedreiging’’. Met de urgentieverklaring kon [appellante] op zoek naar een woning met het volgende zoekprofiel: bovenwoning, flatwoning zonder lift of maisonnettewoning, in de regio Rotterdam, met 0 tot 2 slaapkamers en een maximale huur van € 607,46. [appellante] heeft bij de SUWR aangegeven dat haar voorkeur uitgaat naar subregio Hart van Rotterdam. De voorkeurssubregio is onderdeel van het zoekprofiel. Ingevolge artikel 4.2 uit bijlage I van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2015 (hierna: de Verordening) is de duur van de urgentieverklaring in twee fasen verdeeld. In de eerste fase, die drie maanden duurt, moet de houder ten minste drie keer reageren op een woning die past binnen het zoekprofiel. Na de eerste fase start automatisch de tweede fase. In de tweede fase wordt de houder van de urgentieverklaring door de woningcorporaties een directe aanbieding gedaan van een passende woning. De SUWR heeft de urgentieverklaring ingetrokken omdat [appellante] volgens de SUWR in de eerste fase onvoldoende heeft gereageerd op woningen die binnen haar zoekprofiel pasten. Op grond van artikel 2.4, eerste lid, onder a, van Bijlage I bij de Verordening is dat een reden om de urgentieverklaring in te trekken. Volgens de SUWR was er geen reden om in dit geval de hardheidsclausule van de Verordening toe te passen, omdat toepassing van de Verordening in dit geval niet tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. De rechtbank heeft overwogen dat de SUWR terecht tot dit oordeel is gekomen.
2. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Hoger beroep
3. [appellante] betoogt dat zij wel voldoende op de aangeboden woningen heeft gereageerd, omdat zij dat ook op woningen in Delfshaven heeft gedaan. Delfshaven behoort tot de subregio Hart van Rotterdam. Het systeem van Woonnet Rijnmond gaf bovendien niet aan dat zij op de verkeerde woningen reageerde, of dat zij onvoldoende reageerde. De SUWR heeft ook geen contact met haar opgenomen om haar te informeren dat zij op de verkeerde manier reageerde, terwijl de SUWR daar voldoende mogelijkheden toe had. Zij had immers ook contact met de SUWR over een aanvraag voor een urgentieverklaring op medische gronden. Daarnaast is sprake van een schrijnende situatie. Zij heeft de urgentieverklaring gekregen omdat zij werd bedreigd door haar ex-man, die in de buurt woont. Daardoor heeft zij veel last van angst. Die situatie is ongewijzigd gebleven. Zij verblijft op dit moment in een opvanghuis, maar moet daar binnenkort vertrekken. Haar belang om op een korte termijn een woning te vinden blijft daarom staan. De SUWR had verder haar medische problemen moeten betrekken. Immers is het voor haar medisch gezien niet verantwoord om veel trap te lopen, aldus [appellante].
Beoordeling van het hoger beroep
4. [appellante] heeft ook een urgentieaanvraag ingediend op grond van medische gronden. Die aanvraag heeft de SUWR afgewezen. De SUWR heeft in datzelfde besluit wel urgentie verleend op grond van geweld en bedreiging. In deze zaak gaat het alleen over het besluit van de SUWR om die urgentieverklaring in te trekken. Het betoog van [appellante] dat ook haar medische situatie aanleiding geeft voor een urgentieverklaring kan daarbij geen rol spelen.
5. Ter zitting bij de Afdeling heeft de SUWR gesteld dat het betoog van [appellante], waarin zij stelt dat de woningen in Delfshaven onder de subregio Hart van Rotterdam vallen, te laat is ingediend en niet kan worden meegenomen in de beoordeling. De Afdeling volgt die stelling niet. [appellante] heeft altijd betoogd dat zij wel op woningen heeft gereageerd die pasten binnen haar zoekprofiel. Dat zij nu verduidelijkt dat de volgens haar geschikte woningen zich in Delfshaven bevonden, is een nadere uitwerking van die eerdere grond.
5.1. Volgens artikel 2 van Bijlage II bij de Verordening, zoals deze gold ten tijde van de intrekking van de urgentie, viel de voormalige Rotterdamse deelgemeente Delfshaven onder de subregio Waterweg. De subregio Hart van Rotterdam bestond uit die delen van de gemeente Rotterdam die geen onderdeel waren van een andere subregio. Dat betekent dat de woningen in Delfshaven waarop [appellante] heeft gereageerd, niet onder haar voorkeurssubregio vielen.
5.2. [appellante] kon in de periode tussen 1 oktober 2019 en
31 december 2019 met haar urgentieverklaring reageren op geschikte woningen. De SUWR heeft een overzicht overgelegd waaruit volgt dat vijf woningen zijn aangeboden in die periode die aan het toegekende zoekprofiel voldeden. [appellante] heeft in die periode op één van die woningen gereageerd. [appellante] heeft zelf ook een overzicht overgelegd van de woningen waarop zij via WoonnetRijnmond heeft gereageerd. Hoewel daaruit volgt dat zij op meerdere woningen in Rotterdam heeft gereageerd, volgt daaruit niet dat zij meer dan één keer op een woning heeft gereageerd die volgens het overzicht van de SUWR binnen het zoekprofiel paste. [appellante] heeft dus één keer binnen drie maanden gereageerd op een geschikte woning binnen haar zoekprofiel, terwijl in die periode vijf geschikte woningen zijn aangeboden. Weliswaar mocht [appellante] ook op woningen reageren buiten de voorkeurssubregio, zoals zij heeft gedaan, maar zij had volgens artikel 2.4, eerste lid, onder a, van Bijlage I bij de Verordening, in ieder geval drie keer moeten reageren op een woning binnen de voorkeurssubregio.
5.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de SUWR [appellante] voldoende over de regels heeft geïnformeerd. In het besluit waarin de urgentie is toegekend en in de informatiefolder die aan [appellante] is toegezonden, is uitgelegd op welke manier zij moest reageren op woningen. Hierdoor had zij kunnen weten hoe zij op de juiste woningen moest reageren. De Afdeling heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin [appellante] zich bevindt, maar de rechtbank heeft terecht overwogen dat voor urgentie strenge regels gelden. Zoals de SUWR tijdens de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht zoeken veel mensen een woning in Rotterdam, terwijl er maar weinig woningen beschikbaar zijn. Omdat [appellante] met urgentie voorrang kon krijgen op andere woningzoekenden die ook dringend een woning nodig hebben, moest zij op voldoende woningen reageren die binnen het zoekprofiel pasten. Dat is niet gebeurd. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de SUWR geen toepassing hoefde te geven aan de hardheidsclausule en de urgentieverklaring terecht heeft ingetrokken. Dit betekent niet dat [appellante] nooit meer in aanmerking kan komen voor urgentie. Als zij een nieuwe aanvraag doet, moet de SUWR die opnieuw beoordelen. Daarbij moet de SUWR rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden.
5.4. Het betoog slaagt niet.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2021
373-973
BIJLAGE
Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2015
Bijlage I
Artikel 2.4. Intrekking en wijziging de urgentieverklaring
1. Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, trekt de urgentieverklaring in, indien zich tenminste één van de volgende omstandigheden voordoet:
a. nadat de houder van de urgentieverklaring gedurende de eerste fase van de urgentie twee aanbiedingen van woonruimte, gedaan naar aanleiding van een reactie van de houder van de urgentieverklaring op via het regionaal aanbodinstrument aangeboden woonruimte, welke tenminste voldeden aan het voor de eerste fase geldende kamertal en woonruimtetype, heeft afgewezen; of, indien na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet tenminste drie maal gereageerd heeft op drie verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het voor de eerste fase geldende kamertal en woonruimtetype en gelegen zijn in de voorkeurssubregio, genoemd in de urgentieverklaring;
[…]
Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
[…]
Artikel 4.2
1. De eerste fase van de urgentie begint op het moment dat de urgentieverklaring verleend is en duurt drie maanden.
2. De tweede fase van de urgentie begint op het moment dat de eerste fase eindigt
Bijlage II: Subregio's
Artikel 1.
De regio heeft zes subregio's.
Artikel 2.
1. De subregio Waterweg bestaat uit de gemeenten Maassluis, Schiedam, Vlaardingen en het gebied dat samenvalt met de voormalige Rotterdamse deelgemeenten Hoek van Holland en Delfshaven.
2. De subregio Noord bestaat uit de gemeente Lansingerland en het gebied dat samenvalt met de voormalige Rotterdamse deelgemeenten Overschie en Hilligersberg-Schiebroek.
3. De subregio Oost bestaat uit de gemeenten Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en het gebied dat samenvalt met de voormalige Rotterdamse deelgemeente Alexander.
4. De subregio Zuidrand bestaat uit de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk en het gebied dat samenvalt met de voormalige Rotterdamse deelgemeenten Charlois, Feijenoord, Hoogvliet en IJsselmonde.
5. De subregio Voorne-Putten Rozenburg bestaat uit de gemeenten Westvoorne, Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard en het gebied dat samenvalt met de voormalige Rotterdamse deelgemeente Rozenburg.
6. De subregio Hart van Rotterdam bestaat uit die delen van de gemeente Rotterdam die geen onderdeel zijn van een andere subregio.