ECLI:NL:RVS:2021:2608

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
202106892/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 11 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod uitgevaardigd tegen een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Op 4 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 1 november 2021, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks dat het te laat was ingediend. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het niet in behandeling kan worden genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 november 2021.

Uitspraak

202106892/1/V3.
Datum uitspraak: 22 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 4 oktober 2021 in zaak nr. NL21.15094 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2021 heeft de staatssecretaris een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 4 oktober 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 1 november 2021. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021
765