ECLI:NL:RVS:2021:2731
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen bewaring vreemdeling
Op 6 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 8 november 2021. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend na de vreemdeling op 26 juli 2021 in bewaring te hebben gesteld. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State overwoog dat de uitspraak van de rechtbank betrekking had op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris voerde in hoger beroep aan dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, maar de Raad van State oordeelde dat er geen sprake was van een eerlijk proces dat dit zou rechtvaardigen. Daarom verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
In de beslissing werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten werden vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.