ECLI:NL:RVS:2021:2731

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
202107125/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen bewaring vreemdeling

Op 6 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 8 november 2021. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend na de vreemdeling op 26 juli 2021 in bewaring te hebben gesteld. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State overwoog dat de uitspraak van de rechtbank betrekking had op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris voerde in hoger beroep aan dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, maar de Raad van State oordeelde dat er geen sprake was van een eerlijk proces dat dit zou rechtvaardigen. Daarom verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

In de beslissing werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten werden vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.

Uitspraak

202107125/1/V3.
Datum uitspraak: 6 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 8 november 2021 in zaak nr. NL21.16274 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 8 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       Wat de staatssecretaris in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021
765