ECLI:NL:RVS:2021:2741
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 7 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 25 oktober 2021 het beroep van vijf vreemdelingen gegrond had verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de aanvragen van de vreemdelingen voor een machtiging tot voorlopig verblijf, die eerder op 13 maart 2020 waren afgewezen.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen over het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 7 december 2021, en is vastgesteld door de voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van de griffier.