ECLI:NL:RVS:2021:2777

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
202103906/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling griffierecht

Op 10 maart 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Hiertegen hebben de vreemdeling en referent bezwaar aangetekend, maar dit werd op 15 april 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 21 mei 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, hoger beroep ingesteld.

De griffier heeft de vreemdeling en referent in een brief gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. Ondanks herhaalde verzoeken is het griffierecht niet tijdig voldaan. De vreemdeling en referent hebben geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Hierdoor heeft de Raad van State besloten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 10 december 2021.

Uitspraak

202103906/1/V2.
Datum uitspraak: 10 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[referent] en [de vreemdeling]
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 21 mei 2021 in zaak nr. 20/3781 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de  vreemdeling om aan hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling en referent ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 mei 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling en referent ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de vreemdeling en referent zich nader uitgelaten.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling en referent er bij brief op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moeten betalen. Hun is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 2 juli 2021 te voldoen. Omdat zij dit niet hebben gedaan, heeft de griffier hun bij aangetekende brief van 6 september 2021 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. De vreemdeling en referent hebben geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2021
306-936