ECLI:NL:RVS:2021:2796
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening van vreemdelingen die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 maart 2019 afgewezen. De vreemdelingen hebben bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 29 mei 2020. De rechtbank Den Haag heeft op 10 juni 2021 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld, waarop de vreemdelingen een schriftelijke uiteenzetting hebben gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdelingen verzoeken om te bepalen dat de zoon, totdat er onherroepelijk op het bezwaar is beslist, wordt geacht over een verblijfsvergunning te beschikken en dat hij een geldig legitimatiebewijs moet krijgen. De staatssecretaris heeft echter aangegeven dat de zoon over een geldig Chinees paspoort beschikt en dat de vreemdelingen niet hebben betwist dat het mogelijk is om dit paspoort te verlengen of een nieuw paspoort aan te vragen. Bovendien is het voor ongedocumenteerden mogelijk om bij de GGD een vaccinatiebewijs te verkrijgen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek af te wijzen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.