ECLI:NL:RVS:2021:2796

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
202104479/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening van vreemdelingen die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 maart 2019 afgewezen. De vreemdelingen hebben bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 29 mei 2020. De rechtbank Den Haag heeft op 10 juni 2021 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld, waarop de vreemdelingen een schriftelijke uiteenzetting hebben gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdelingen verzoeken om te bepalen dat de zoon, totdat er onherroepelijk op het bezwaar is beslist, wordt geacht over een verblijfsvergunning te beschikken en dat hij een geldig legitimatiebewijs moet krijgen. De staatssecretaris heeft echter aangegeven dat de zoon over een geldig Chinees paspoort beschikt en dat de vreemdelingen niet hebben betwist dat het mogelijk is om dit paspoort te verlengen of een nieuw paspoort aan te vragen. Bovendien is het voor ongedocumenteerden mogelijk om bij de GGD een vaccinatiebewijs te verkrijgen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek af te wijzen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202104479/2/V2.
Datum uitspraak: 14 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3] (hierna: de zoon),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 juni 2021 in zaken nrs. 20/4603 en 20/5107 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 29 mei 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat de zoon, totdat onherroepelijk op het bezwaar is beslist, wordt geacht over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te beschikken en dat hij in dat verband wordt voorzien van een geldig legitimatiebewijs  onder meer om een QR-code te kunnen aanvragen.
2.       De staatssecretaris heeft in zijn reactie op het verzoek erop gewezen dat de zoon ten tijde van de aanvraag over een geldig Chinees paspoort beschikte. De vreemdelingen hebben dit niet betwist. Ook hebben zij niet gesteld dat het voor hen niet mogelijk is de geldigheidsduur van dit paspoort te laten verlengen, dan wel zo nodig een nieuw paspoort aan te vragen. Verder blijkt uit openbaar toegankelijke informatie dat het inmiddels voor ongedocumenteerden mogelijk is om bij de GGD een vaccinatiebewijs te verkrijgen. Daarom wordt geen voorlopige voorziening getroffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2021
363-979