ECLI:NL:RVS:2021:2853
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel en overplaatsing naar Handhavings- en Toezichtlocatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 november 2021 de beroepen van de vreemdeling tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling was op 11 september 2021 overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, en kreeg op 14 september 2021 een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de tweede en derde grief van de vreemdeling betrekking hebben op de vrijheidsbeperkende maatregel, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen het oordeel van de rechtbank over deze maatregel. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat er geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.
Wat betreft de eerste grief, die gericht is tegen de overplaatsing naar de HTL, oordeelt de Raad dat deze grief niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad bevestigt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De uitspraak van de rechtbank wordt in dit opzicht bevestigd, en het COa hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2021.