ECLI:NL:RVS:2021:2853

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
202107521/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel en overplaatsing naar Handhavings- en Toezichtlocatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 november 2021 de beroepen van de vreemdeling tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling was op 11 september 2021 overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, en kreeg op 14 september 2021 een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de tweede en derde grief van de vreemdeling betrekking hebben op de vrijheidsbeperkende maatregel, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen het oordeel van de rechtbank over deze maatregel. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat er geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.

Wat betreft de eerste grief, die gericht is tegen de overplaatsing naar de HTL, oordeelt de Raad dat deze grief niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad bevestigt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De uitspraak van de rechtbank wordt in dit opzicht bevestigd, en het COa hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2021.

Uitspraak

202107521/1/V1.
Datum uitspraak: 16 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 4 november 2021 in zaken nrs. NL21.15017 en 21/5545 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
1.       de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en
2.       het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2021, aangevuld bij besluit van 14 september 2021, heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie (hierna: HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 14 september 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 4 november 2021 heeft de rechtbank de tegen deze besluiten door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De tweede en derde grief zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank over een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 56 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
1.1.    Wat de vreemdeling in dit deel van het hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
1.2.    De Afdeling is in zoverre onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
2.       De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over het besluit tot overplaatsing van de vreemdeling naar de HTL. Deze grief leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.1.    Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre bevestigd.
3.       Het COa hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de vrijheidsbeperkende maatregel;
II.       bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2021
574