ECLI:NL:RVS:2021:2861
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 11 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Op 4 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris de rechtsvraag opgeworpen over de detentie van Dublinclaimanten in Malta, hun detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en mogelijkheden voor toegang tot een effectief rechtsmiddel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak op 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2791, deze rechtsvraag beantwoord. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief van de staatssecretaris faalt en dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het besluit van 11 mei 2021 ondeugdelijk is gemotiveerd.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De proceskosten zijn vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 december 2021.