ECLI:NL:RVS:2021:2929

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
202001956/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2021 uitspraak gedaan in het geding tussen Vlieland Vastgoed B.V. en de raad van de gemeente Vlieland. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 27 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland'. In een eerdere tussenuitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1377, had de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. De Afdeling oordeelde dat de raad niet correct had gehandeld door het buitenzwembad van Vlieland Vastgoed B.V. als bestaand te bestemmen, omdat dit niet volgde uit de definitie van 'bestaand' in de planregels.

De raad heeft vervolgens op 11 oktober 2021 artikel 1.7 van de planregels gewijzigd vastgesteld ter uitvoering van de tussenuitspraak. Vlieland Vastgoed B.V. heeft een zienswijze ingediend en verklaard zich met het herstelbesluit te kunnen verenigen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van Vlieland Vastgoed B.V. gegrond is, en heeft het besluit van de raad van 27 januari 2020 vernietigd voor zover het artikel 1.7 betreft, wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling heeft de raad van de gemeente Vlieland veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Vlieland Vastgoed B.V. en heeft bepaald dat het griffierecht moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 december 2021.

Uitspraak

202001956/2/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Vlieland Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
de raad van de gemeente Vlieland,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1377, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 27 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland" (hierna: het bestemmingsplan) te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Ter uitvoering van de in de tussenuitspraak gegeven opdracht heeft de raad bij besluit van 11 oktober 2021 artikel 1.7 van de planregels van het bestemmingsplan "Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland" gewijzigd vastgesteld.
Vlieland Vastgoed B.V. is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad heeft beoogd het buitenzwembad van Vlieland Vastgoed B.V., waarvoor al voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, in het plan te omschrijven als bestaand en daarmee als zodanig te bestemmen. Anders dan de raad heeft beoogd, volgt dit echter niet uit de definitie van het begrip bestaand in artikel 1.7 van de planregels, zo heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het op 27 januari 2020 vastgestelde bestemmingsplan, voor zover het artikel 1.7 van de planregels betreft, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.       Het voorgaande betekent dat het beroep van Vlieland Vastgoed B.V. tegen het besluit van 27 januari 2020 gegrond is. Dit besluit moet worden vernietigd, voor zover het artikel 1.7 van de planregels betreft, wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Het herstelbesluit
3.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak de raad opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit van 27 januari 2020 te herstellen met inachtneming van wat daarover in de tussenuitspraak is overwogen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 11 oktober 2021 artikel 1.7 van de planregels van het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
4.       Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben
5.       Vlieland Vastgoed B.V. heeft in haar zienswijze te kennen gegeven dat zij zich met het herstelbesluit kan verenigen. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan waarop nog moet worden beslist.
Proceskosten
6.       De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Vlieland van 27 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Vlieland van 27 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland", voor zover dat besluit ziet op de vaststelling van artikel 1.7 van de planregels;
III.      veroordeelt de raad van de gemeente Vlieland tot vergoeding van bij Vlieland Vastgoed B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.870,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.     gelast dat de raad van de gemeente Vlieland aan Vlieland Vastgoed B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021
810.