ECLI:NL:RVS:2021:3036

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
202107839/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 31 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 december 2020 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Hiertegen had de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 23 maart 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 17 november 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien vergt de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 december 2021.

Uitspraak

202107839/2/V3.
Datum uitspraak: 31 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 november 2021 in zaak nr. NL21.6062 in het geding tussen:
[d vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2021
551