ECLI:NL:RVS:2021:3045

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
202003297/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • E. Steendijk
  • K. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zanksböske Maasbree vastgesteld door de raad van de gemeente Peel en Maas

Op 14 september 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen appellanten A en B, wonend te Maasbree, en de raad van de gemeente Peel en Maas. De zaak betreft het bestemmingsplan "Zanksböske Maasbree", dat op 14 april 2020 door de raad is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoeren dat zij ten onrechte niet zijn uitgenodigd voor de gesprekken over de invulling van het ontwerpbestemmingsplan en het landschapsplan. De Afdeling overweegt dat inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de wettelijk geregelde bestemmingsplanprocedure, waardoor het niet bieden van inspraak geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het besluit.

Daarnaast stellen appellanten dat zij niet zijn benaderd voor het in bruikleen nemen van gronden die vrijkomen door de uitkoopregeling en betwijfelen zij de juistheid van de gevolgde aankoopprocedure. De Afdeling stelt vast dat deze aspecten buiten de omvang van het geding vallen en dus niet aan de orde kunnen komen in deze procedure. Ook de stelling dat de sloop van de kippenstallen niet is meegenomen bij de vaststelling van het plan wordt verworpen, omdat de raad beleidsruimte heeft bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan.

Verder wordt de naamgeving van het plan door appellanten ter discussie gesteld, maar de Afdeling oordeelt dat de naam van een bestemmingsplan niet bepalend is voor de inhoud of begrenzing ervan. Tot slot wordt de plantoelichting door appellanten als onjuist bestempeld, maar de Afdeling stelt dat de plantoelichting geen juridisch bindend onderdeel van het bestemmingsplan is. De Afdeling verklaart het beroep van appellanten ongegrond en oordeelt dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202003297/1/R2.
Datum uitspraak: 14 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van 14 september 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Maasbree, gemeente Peel en Maas,
appellant,
en
de raad van de gemeente Peel en Maas,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 14 september 2021
Tegenwoordig
mr. E. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
mr. K. van Baaren
griffier
Verschenen:
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2021, waar [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door A.P. Langerak, zijn verschenen.
Procesverloop:
Bij besluit van 14 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Zanksböske Maasbree" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Beslissing mondelinge uitspraak:
De Afdeling verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 14 april 2020 ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De Afdeling overweegt daartoe het volgende.
Inspraak
[appellant] stelt dat hij ten onrechte door de raad niet is uitgenodigd voor de gesprekken over de invulling van het ontwerpbestemmingsplan en het landschapsplan.
De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaande aan terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het betoog slaagt niet.
Uitkoopregeling en aankoopprocedure
[appellant] stelt dat hij ten onrechte niet door de raad is benaderd voor het in bruikleen nemen van de door de toepassing van de uitkoopregeling vrijkomende gronden. Voorts betwijfelt hij of de daarbij gevolgde aankoopprocedure op de juiste wijze is doorlopen.
De Afdeling overweegt dat in deze procedure uitsluitend het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ter beoordeling voorligt en dat de uitkoopregeling en de gevolgde aankoopprocedure buiten de omvang van het geding vallen en in deze procedure aldus niet aan de orde kunnen komen. Het betoog slaagt niet.
Planbegrenzing
[appellant] stelt dat ten onrechte de sloop van de kippenstallen niet is meegenomen bij de vaststelling van het voorliggende plan.
De Afdeling overweegt dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt niet.
Naamgeving van het plan
[appellant] stelt dat het voorliggende plan betrekking heeft op slechts een gedeelte van het gebied "Zandböske" en dat de titel van het plan niet de lading dekt.
De Afdeling overweegt dat de naam van een bestemmingsplan niet bepalend is voor de begrenzing of de inhoud van een bestemmingsplan en is aldus van oordeel dat de raad redelijkerwijs heeft kunnen stellen dat de naam van een bestemmingsplan niet het hele gebied hoeft te omvatten. Het betoog slaagt niet.
Plantoelichting
[appellant] stelt dat de plantoelichting meerdere inhoudelijke onjuistheden bevat.
De Afdeling overweegt dat de plantoelichting geen onderdeel van het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan uitmaakt. Verder kunnen mogelijke onjuistheden in de plantoelichting - daargelaten of daar in dit geval sprake van is - niet afdoen aan de planregels en de verbeelding. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voorliggende plan op relevante onjuiste uitgangspunten zou zijn gebaseerd. Het betoog slaagt niet.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Baaren
griffier
914