ECLI:NL:RVS:2021:310

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
202100477/1/V2 en 202100477/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak

Op 16 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 december 2020 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 december 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 29 december 2020 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum bij de Raad van State is ontvangen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 februari 2021.

Uitspraak

202100477/1/V2 en 202100477/2/V2.
Datum uitspraak: 16 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 december 2020 in zaak nr. NL20.21185 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 22 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 29 december 2020. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Wolff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2021
942.