ECLI:NL:RVS:2021:368

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
202000497/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens vermoedelijke hennepteelt en bestuursdwang door de burgemeester

In deze zaak gaat het om de sluiting van een woning in Waalwijk door de burgemeester op basis van vermoedelijke hennepteelt. Op 21 mei 2019 heeft de burgemeester het erf, inclusief een woonwagen en opstallen, gesloten voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na een controle door de politie op 9 april 2019, waarbij in een schuur een afgeschermde ruimte werd aangetroffen die geschikt was voor hennepteelt. De politie vond verschillende voorwerpen die duiden op een hennepkwekerij, waaronder een schakelbord en een koolstoffilter. De burgemeester oordeelde dat de aangetroffen situatie voldoende aanleiding gaf voor bestuursdwang.

De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat de ernst en omvang van de overtreding niet zodanig waren dat sluiting noodzakelijk was. De rechtbank vond dat er geen aanwijzingen waren voor een actieve hennepkwekerij en dat de situatie niet meer gericht was op bedrijfsmatige teelt. De burgemeester ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de lokale veiligheid en om een signaal af te geven tegen drugscriminaliteit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester in dit geval wel degelijk bevoegd was om de woning te sluiten. De aangetroffen voorwerpen en de omstandigheden wezen op een professionele opzet voor hennepteelt. De rechtbank had niet onderkend dat de burgemeester op basis van het Damoclesbeleid 2019 de woning voor drie maanden mocht sluiten. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de burgemeester gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de sluiting van de woning werd bevestigd.

Uitspraak

202000497/1/A3.
Datum uitspraak: 24 februari 2021

AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de hoger beroepen van:
1. de burgemeester van Waalwijk,
2. [ appellant sub 2], wonend te Waalwijk ,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 december 2019 in zaak nrs. 19/5888 en 19/5889 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2019 heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang het erf inclusief woonwagen en opstallen aan [locatie] te Waalwijk gesloten voor de duur van drie maanden krachtens artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet.
Bij besluit van 4 november 2019 heeft de burgemeester het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2019 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 november 2019 vernietigd, het besluit van 21 mei 2019 herroepen, [appellant sub 2] een waarschuwing gegeven voor het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet in verbinding met artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 2] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De burgemeester en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1. De van belang zijnde bepalingen uit het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), de Opiumwet, de Aanwijzing Opiumwet en de Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (hierna: Damoclesbeleid 2019) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Op 9 april 2019 heeft de politie het perceel aan de [locatie] te Waalwijk gecontroleerd. Daar is in een schuur een met houten schotten afgeschermde ruimte van 4,59 vierkante meter aangetroffen. In de ruimte zijn verschillende voorwerpen gevonden waarvan de politie het vermoeden heeft dat deze waren bestemd voor een hennepkwekerij. Het gaat om een schakelbord, een slakkenhuis, een koolstoffilter en zwart folie met hennepresten. Verder is in de woonwagen op het perceel een elektriciteitsmeter aangetroffen waarmee gefraudeerd werd, wat volgens de politie brandgevaar opleverde. De burgemeester heeft het perceel gesloten voor drie maanden naar aanleiding van wat de politie heeft geconstateerd.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de aangetroffen voorwerpen geschikt zijn voor bedrijfsmatige hennepteelt en dat de burgemeester daarom in beginsel bevoegd was tot het opleggen van de last onder bestuursdwang. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst en omvang van de overtreding niet zodanig zijn dat sluiting van de woning noodzakelijk is. Op grond van de aangetroffen situatie in dit specifieke geval is aannemelijk dat sprake is van een ontmantelde hennepkwekerij en dat er geen gerichtheid meer is op het bedrijfsmatig kweken van hennep. Ook was er geen overlast. De aangetroffen situatie is wel aan [appellant sub 2] te wijten, maar gesteld noch gebleken is dat zij eerder bij drugsgerelateerde delicten betrokken is geweest. De rechtbank heeft verder aan het in artikel 8 van het EVRM neergelegde huisrecht van [appellant sub 2] en haar minderjarige kinderen zwaarwegend gewicht toegekend. Sluiting van de woning acht de rechtbank onder deze omstandigheden onevenredig. De burgemeester had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing, aldus de rechtbank.
Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2]
4. [ appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester niet bevoegd was de woning te sluiten. Hiertoe voert zij aan dat geen sprake was van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Er was geen hennepkwekerij en er waren ook geen aanwijzingen dat die zou worden ingericht. Gezien de geringe omvang van de ruimte en de weinige aanwezige zaken die eventueel gerelateerd zouden kunnen worden aan hennepteelt, kan niet geconcludeerd worden dat er sprake is van bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt, aldus [appellant sub 2].
4.1.
De Afdeling heeft eerder overwogen in de uitspraak van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:617) dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verband met artikel 11a van de Opiumwet, bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. In een dergelijk geval is het de betrokkene die in strijd met artikel 11a van de Opiumwet heeft gehandeld. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4, en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5) volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. De beoordeling of sprake is van het beroeps- of bedrijfsmatig in strijd handelen met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet is volgens paragraaf 3.2.1. van de Aanwijzing Opiumwet, in het geval van een hennepplantage, afhankelijk van het aantal planten, de mate van de professionaliteit en het doel van de teelt.
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3) is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.
4.2.
De bevindingen van de politie op het perceel van [appellant sub 2] zijn neergelegd in een proces-verbaal van 10 april 2019, een controlerapport van 15 april 2019 en een proces-verbaal van 11 juli 2019. Hieruit blijkt het volgende. Achter de woning op het perceel stond een schuur. In het voorste gedeelte van de schuur stonden stellingen, een kast en een wasmachine. Achter in de schuur was met houten schotten een aparte ruimte gemaakt van 4,59 vierkante meter. In deze ruimte hing links aan de muur een schakelbord met een tijdklok en daaromheen waren dertien stopcontacten bevestigd. Op de grond stond in een stalen softbox een afzuiginstallatie - ook wel slakkenhuis genoemd - met daarbij een koolstoffilter. Bij het slakkenhuis zat zwart folie weggestopt waarop hennepresten zaten. Verder waren gaten in het plafond geconstateerd, vermoedelijk voor de aan- en afvoer van lucht. Ook werden ophanghaken en nietjes in het plafond aangetroffen. Volgens de politie worden de wanden van hennepkwekerijen vaak voorzien van reflecterend folie om het licht van assimilatielampen te weerkaatsen op hennepplanten. Dit folie wordt normaliter bevestigd met nietjes, aldus de politie. Uit onderzoek van Enexis bleek dat was gefraudeerd met de elektriciteitsmeter in de meterkast van de woning en dat dit brandgevaar opleverde.
4.3.
Op basis van de Aanwijzing Opiumwet, waarmee de burgemeester aansluit op het Damoclesbeleid 2019, wordt bij een hoeveelheid van meer dan vijf hennepplanten in beginsel aangenomen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. In de afgesloten ruimte zijn weliswaar geen hennepplanten aangetroffen, maar de rechtbank heeft terecht overwogen dat de ruimte van 4,59 vierkante meter geschikt is voor beduidend meer dan vijf planten voor eigen gebruik. De politie heeft in het proces-verbaal van 11 juli 2019 vermeld dat de ruimte geschikt is voor 73 tot 114 hennepplanten. Met dertien stopcontacten rond het schakelbord, dat wordt gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht te voorzien, konden er volgens de politie dertien transformatoren en dus ook dertien assimilatielampen aanwezig zijn. Onder elke assimilatielamp staan gemiddeld tien hennepplanten. Dit betekent volgens de politie dat er voorzieningen waren voor 130 hennepplanten in deze ruimte. Op basis van het voorgaande staat vast dat de ruimte in ieder geval geschikt is voor meer dan vijf hennepplanten en dat daarmee op jaarbasis een aanzienlijke omzet kan worden gegenereerd, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.
Daar komt bij dat de aangetroffen zaken op diverse punten voldoen aan hoge professionaliteit als bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Aanwijzing Opiumwet en de bijbehorende bijlage 1. De geïsoleerde, afgeschermde ruimte voor daglicht en temperatuur, de afgeschermde binnenruimte, het schakelbord met tijdschakelaar voor kunstlicht en de ventilatie naar buiten zijn vier indicatoren van hoge professionaliteit. Als er aan twee of meer indicatoren van hoge professionaliteit wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat sprake is van professionele aard van de aangetroffen voorwerpen.
Gelet op de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen en de hoge professionaliteit ervan moet redelijkerwijs worden aangenomen dat deze gebruikt zouden worden voor de teelt van hennep op een beroeps- of bedrijfsmatige manier. Dat op het moment van aantreffen van de voorwerpen geen sprake was van een in werking zijnde hennepkwekerij brengt niet mee dat er geen gerichtheid meer was op het bedrijfsmatig kweken van hennep. Daartoe is van belang dat met weinig handelingen de hennepkwekerij weer in werking te brengen is. De voorwerpen zijn aangetroffen in een schuur met afgeschermde ruimte. Deze schuur is direct achter de woning van [appellant sub 2] gelegen. In de schuur stond een wasmachine. De elektriciteitsmeter waarmee is gefraudeerd, bevond zich in de woning van [appellant sub 2]. [appellant sub 2] wist of had ernstige redenen om te vermoeden dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat de burgemeester om deze redenen in beginsel bevoegd was om een last onder bestuursdwang op te leggen.
4.4.
Het betoog faalt.
5. Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het hoger beroep van de burgemeester
6. De burgemeester betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet tot sluiting mocht overgaan. Volgens hem zijn er voldoende feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat sluiting van de woning noodzakelijk en evenredig was. De aangetroffen voorwerpen en aangetroffen ruimte zijn nog intact waardoor de bestemming, bedrijfsmatige teelt, nog actueel is. De noodzakelijkheid van de sluiting blijkt uit de omstandigheid dat de woning ligt in een wijk die kwetsbaar is voor drugsgerelateerde criminaliteit. In de omgeving worden regelmatig overtredingen van de Opiumwet geconstateerd. Dit maakt dat de lokale veiligheid in geding is. Een zichtbare sluiting geeft drugscriminelen en de directe omgeving een signaal dat er wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit. Ook wordt een locatie weggenomen die criminelen aantrekt en waar criminele activiteiten plaatsvinden. Een waarschuwing heeft niet hetzelfde effect.
[appellant sub 2] wist dan wel moest weten dat de voorwerpen waren bestemd voor bedrijfsmatige hennepteelt. De schuur is direct gelegen naast de woning. Zij moest bovendien extra alert zijn omdat er op het woonwagenkamp eerder voorwerpen ten behoeve van bedrijfsmatige hennepteelt en een hennepkwekerij zijn aangetroffen. Dat zijzelf niet eerder in verband is gebracht met drugsdelicten is niet van belang. Gelet op de verwijtbaarheid komt aan het huisrecht van [appellant sub 2] minder zwaar gewicht toe. Het kan niet zo zijn dat de woning niet kan worden gesloten omdat er minderjarige kinderen wonen. Dat maakt woningen met minderjarigen extra kwetsbaar. Het zorgteam van de gemeente, dat bekend is met de problemen van het gezin, stelt zich op het standpunt dat het gezin niet gebonden is aan deze woning. Indien [appellant sub 2] geen alternatieve woonruimte kan vinden, dan zal het zorgteam voorkomen dat zij met haar kinderen op straat komt te staan, aldus de burgemeester.
De burgemeester betoogt subsidiair dat de rechtbank niet zelf in de zaak had moeten voorzien door [appellant sub 2] een waarschuwing te geven. De rechtbank had moeten volstaan met vernietiging van het besluit op bezwaar, waarna hijzelf een nieuw besluit op bezwaar had kunnen nemen. In dat nieuwe besluit op bezwaar had hij dan alle omstandigheden van het geval opnieuw kunnen afwegen. Het is in eerste instantie aan hem om omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb te wegen en niet aan de rechter, aldus de burgemeester.
6.1.
Volgens het vastgestelde Damoclesbeleid 2019 legt de burgemeester bij een eerste overtreding van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op die erop neerkomt dat de woning en/of het bijbehorende erf voor drie maanden wordt gesloten.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen (vergelijk overweging 4 van de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912).
6.2.
Onder 4.3 is al overwogen dat wat is aangetroffen nog altijd bestemd is voor bedrijfsmatige hennepteelt.
6.3.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, is de aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter de burgemeester dient zich te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen.
De burgemeester is ervan op de hoogte dat er problemen zijn rondom kinderen van [appellant sub 2]. Deze problemen heeft hij meegewogen in de besluitvorming. Uit de overgelegde stukken waaruit de problemen blijken, blijkt dat er verschillende hulpverlenende instanties bij het gezin betrokken zijn. Uit deze stukken blijkt evenwel niet dat de kinderen gebonden zijn aan deze woning. De burgemeester heeft uitdrukkelijk vermeld dat het gezin niet op straat wordt gezet. Indien het niet lukt om zelf vervangende woonruimte te vinden, zal de gemeente daarbij helpen. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning niet maakt dat van sluiting van de woning diende te worden afgezien.
6.4.
De burgemeester heeft conform het Damoclesbeleid 2019 de woning voor drie maanden gesloten en niet volstaan met een waarschuwing. De Afdeling is van oordeel dat hij dat in dit geval mocht. Daartoe is van belang dat het gaat om een wijk waar regelmatig Opiumwet gerelateerde overtredingen zijn geconstateerd. Met de sluiting wil hij een stevig signaal afgeven aan de omgeving. Hij mocht zich op het standpunt stellen dat in zo’n geval het geven van een waarschuwing niet hetzelfde effect heeft.
6.5.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden mocht de burgemeester gebruik maken van zijn sluitingsbevoegdheid. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog van de burgemeester slaagt.
7. Het hoger beroep van de burgemeester is gegrond. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 4 november 2019 van de burgemeester alsnog ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep van de burgemeester van de gemeente Waalwijk gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 december 2019 in zaak nrs. 19/5888 en 19/5889;
IV. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane - van de Put, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021

BIJLAGE

EVRM

Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Opiumwet
Artikel 3
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
[…]
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
[…]
Artikel 11
[…]
3. Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
[…]
Artikel 11a
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
[…]
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
[…]
Aanwijzing Opiumwet
3.2.
Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben
3.2.1.
Teelt van hennep (of de cannabis plant)
Deze aanwijzing gaat uit van twee situaties: er is sprake van ofwel beroeps- of bedrijfsmatige teelt, ofwel geen beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
[…]
[…] Bij de vaststelling van hetgeen beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren een rol:
− De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid planten;
Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
− De mate van professionaliteit, afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, etc. (opgenomen in bijlage 1);
Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
− Het doel van de teelt.
Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
[…]
NB. Deze lijst met indicatoren is niet limitatief. Hetzelfde geldt voor de duiding van de aangetroffen installatie en productiemiddelen.
Damoclesbeleid 2019
[…]
Deze beleidsregels zien eveneens toe op de bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daar op voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs en welke handelingen strafbaar zijn gesteld.
[…]
De ‘Aanwijzing Opiumwet’ is maatgevend voor de beoordeling van wel of geen overtreding van artikel 13b Opiumwet. Dit beleid volgt dus de justitiële gedoogregels om te bepalen of er sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming.
In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. […] Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming.
[…]
Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Het gaat om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11 van de Opiumwet.
Die bepalingen staande in artikel 10a , onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Sluiting is aan de orde zodra het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze beleidsregels gelden niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.
[…]