Uitspraak
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Raad van State
In deze zaak gaat het om de sluiting van een woning in Waalwijk door de burgemeester op basis van vermoedelijke hennepteelt. Op 21 mei 2019 heeft de burgemeester het erf, inclusief een woonwagen en opstallen, gesloten voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na een controle door de politie op 9 april 2019, waarbij in een schuur een afgeschermde ruimte werd aangetroffen die geschikt was voor hennepteelt. De politie vond verschillende voorwerpen die duiden op een hennepkwekerij, waaronder een schakelbord en een koolstoffilter. De burgemeester oordeelde dat de aangetroffen situatie voldoende aanleiding gaf voor bestuursdwang.
De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat de ernst en omvang van de overtreding niet zodanig waren dat sluiting noodzakelijk was. De rechtbank vond dat er geen aanwijzingen waren voor een actieve hennepkwekerij en dat de situatie niet meer gericht was op bedrijfsmatige teelt. De burgemeester ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de lokale veiligheid en om een signaal af te geven tegen drugscriminaliteit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester in dit geval wel degelijk bevoegd was om de woning te sluiten. De aangetroffen voorwerpen en de omstandigheden wezen op een professionele opzet voor hennepteelt. De rechtbank had niet onderkend dat de burgemeester op basis van het Damoclesbeleid 2019 de woning voor drie maanden mocht sluiten. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de burgemeester gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de sluiting van de woning werd bevestigd.