ECLI:NL:RVS:2021:430

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
201903821/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestemmingsplan en zorgvuldigheidsgebrek

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellant A] en [appellant B] en de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede. De zaak betreft een bestemmingsplan, genaamd 'Verzamelplan 2018', dat op 5 maart 2019 door de raad is vastgesteld. In een eerdere tussenuitspraak van 5 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:354) heeft de Afdeling de raad opgedragen om een zorgvuldigheidsgebrek in het besluit te herstellen. Dit gebrek was gerelateerd aan het bouwvlak op het perceel [locatie] te Langbroek, dat niet de juiste contouren volgde zoals in het door [appellant] ingediende bouwplan was aangegeven.

De raad heeft op 14 april 2020 een gewijzigd besluit genomen, waarbij het bouwvlak op het perceel is vergroot. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van [appellant] tegen het oorspronkelijke besluit van 5 maart 2019 gegrond is, omdat het besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit is vernietigd voor zover het betrekking heeft op het bouwvlak op het perceel te Langbroek. Het beroep tegen het herstelbesluit van 14 april 2020 is ongegrond verklaard, omdat [appellant] geen zienswijze had ingediend.

De uitspraak concludeert met de beslissing dat de raad het griffierecht van € 174,00 aan [appellant A] en [appellant B] moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.

Uitspraak

201903821/2/R2.
Datum uitspraak: 3 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 5 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:354, hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 5 maart 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verzamelplan 2018" (hierna: het bestemmingsplan), te herstellen, de Afdeling en [appellant] de uitkomst daarvan mede te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 14 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vastgesteld.
De Afdeling heeft, met gebruikmaking van de in artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde bevoegdheid, bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.    De Afdeling verwijst voor de inleidende overwegingen naar rechtsoverweging 1 van de bijgevoegde tussenuitspraak.
Tussenuitspraak
2.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit van 5 maart 2019 een zorgvuldigheidsgebrek als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bevat, nu het door de raad vastgestelde bouwvlak op het perceel [locatie] te Langbroek (hierna: het perceel), waar het gaat om de zijkanten ervan, niet de buitenste contouren van het bouwvlak volgt, waarvan wordt uitgegaan in het door [appellant] ingediende bouwplan.
De Afdeling is tot dit oordeel gekomen, omdat uit de gedingstukken was gebleken dat tussen partijen voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, het bouwvlak voor de nieuwe woning steeds was aangeduid als ‘de parkeerput’, waarmee blijkens figuur 2 in de ruimtelijke onderbouwing de omtrek van de in de huidige situatie op het perceel aanwezige bestaande parkeerput was bedoeld. Nu [appellant] een woning heeft laten ontwerpen uitgaande van de buitenste contouren van het aldus in de ruimtelijke onderbouwing aangeduide bouwvlak, de raad dit bouwplan kende en niet in geschil is dat dit bouwplan - waarvoor op 12 maart 2019 een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend - steeds het uitgangspunt is geweest voor de in het bestemmingsplan op te nemen bebouwingsmogelijkheid, is in de tussenuitspraak geoordeeld dat bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van dat bouwvlak dient te worden uitgegaan.
3.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van 5 maart 2019 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover het betrekking heeft op het bouwvlak op het perceel [locatie] te Langbroek.
Het herstelbesluit
4.    Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5.    De raad heeft bij besluit van 14 april 2020 het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vastgesteld. Het gewijzigde onderdeel betreft alleen het ter discussie staande bouwvlak op het perceel. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het herstelbesluit de omvang van het bouwvlak op het perceel wat betreft de zijkanten daarvan alsnog iets vergroot. Het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan heeft met ingang van 30 april 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
[appellant] heeft, hoewel daartoe door de Afdeling in de gelegenheid gesteld, geen zienswijze naar aanleiding van het herstelbesluit ingediend.
6.    Het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit van de raad van 14 april 2020 is ongegrond.
7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep tegen het besluit van 5 maart 2019 van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verzamelplan 2018" gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede van 5 maart 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verzamelplan 2018", voor zover het betrekking heeft op het bouwvlak op het perceel [locatie] te Langbroek;
III.    verklaart het beroep tegen het besluit van 14 april 2020 van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verzamelplan 2018" ongegrond;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021
641.