202003751/1/A3.
Datum uitspraak: 24 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], verblijvend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juni 2020 in zaak
nr. 19/7195 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2019 heeft het college de aanvraag van [appellante] om een voorrangsverklaring als woningzoekende afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 juni 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2021, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. I. Lamou, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Gündüz-Bouchotrouch en G. Gadxuric, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft op 27 februari 2019 een aanvraag om een voorrangsverklaring ingediend. Uit de toelichting bij de aanvraag volgt dat [appellante] ernstig psychisch en lichamelijk is mishandeld door haar partner en dat het acute woonprobleem is ontstaan doordat zij door haar partner uit de woning, die op zijn naam staat, is gezet. [appellante] is daardoor dakloos geworden. Daarnaast kampt zij met gezondheidsklachten, waaronder diabetes en een verhoogde bloeddruk. Ook is zij geopereerd aan haar voet, waardoor zij slecht ter been is. [appellante] wil dicht bij haar kinderen wonen in de Schilderswijk of Transvaal te Den Haag, omdat zij afhankelijk is van de mantelzorg die zij krijgt van haar kinderen, aldus [appellante].
1.1. Het college heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019, omdat [appellante] volgens het college naar verwachting binnen drie maanden een woonruimte kan krijgen als zij op een goede manier reageert op de aangeboden seniorenwoningen op www.woonnet-haaglanden.nl. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat een aantal seniorenwoningen is geaccepteerd door personen met een kortere inschrijfduur dan die van [appellante]. Als [appellante] op deze woningen had gereageerd, had zij haar woonprobleem kunnen oplossen, aldus het college. Het college heeft daarnaast in het besluit van 29 oktober 2019 overwogen dat [appellante] ook niet voldoet aan de voorwaarden voor mantelzorg zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank het college hierin gevolgd.
Hoger beroep
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank haar beroep tegen de afwijzing van de voorrangsverklaring ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De acute woonproblematiek en de specifieke omstandigheden van haar situatie rechtvaardigen dat zij een woning zoekt in de door haar gewenste omgeving. Die woonwens is noodzakelijk omdat zij momenteel dakloos is en kampt met gezondheidsproblemen. Voor die gezondheidsproblemen is zij afhankelijk van mantelzorg die zij ontvangt van haar kinderen. Het aanvaarden van een woning in een andere omgeving dan de door haar gewenste omgeving leidt tot nieuwe problemen. Zij zal door haar taalbarrière in sociaal isolement raken wanneer zij niet in de buurt van haar mantelzorgers woont, aldus [appellante].
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Beoordeling van het hoger beroep
4. Het college behandelt een aanvraag van een voorrangsverklaring op grond van artikel 29 van de Huisvestingsverordening alleen inhoudelijk als de aanvrager voldoet aan de algemene vereisten uit artikel 29, eerste lid, van de Huisvestingsverordening. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening is voor de verlening van een voorrangsverklaring vereist dat woningzoekenden naar verwachting bij toepassing van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde volgordecriteria, niet binnen de termijn van drie maanden een andere woonruimte zullen krijgen.
Het college werpt [appellante] in dit kader tegen dat aangeboden woningen zijn geaccepteerd door personen met een kortere inschrijfduur dan [appellante], terwijl zij daarop had kunnen reageren. [appellante] stelt zich op het standpunt dat het voor haar noodzakelijk is om een woning te vinden in de Schilderswijk of de wijk Transvaal in Den Haag, omdat zij afhankelijk is van de mantelzorg die zij krijgt van haar kinderen en een woning in een andere wijk leidt tot nieuwe problemen. Om te beoordelen of de woningen geschikt waren in verband met de mantelzorg die [appellante] zegt te ontvangen, dient artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening betrokken te worden. Ingevolge deze bepaling wordt een voorrangsverklaring verleend, indien bij een huurder die mantelzorg ontvangt, door verhuizing de afstand tussen de woningen van de ontvanger en verlener van de mantelzorg wordt verminderd tot een als redelijk te kwalificeren loop- en/of fietsafstand. Dit gebied wordt in principe afgebakend tot een stadsdeel. Bij de toepassing van dit artikel wordt het advies betrokken van de toetsingscommissie op basis van een mantelzorgverklaring die is afgestemd op het ‘’format mantelzorgverklaring voor voorrangsverklaring’’ in bijlage II van de Huisvestingsverordening. Uit het format mantelzorgverklaring volgt dat sprake moet zijn van een mantelzorgverklaring, afkomstig van het Wmo-loket, waarin ten minste ten aanzien van de onderwerpen genoemd in het format een uitspraak wordt gedaan.
4.1. Evenals de rechtbank is de Afdeling met het college van oordeel dat aannemelijk is dat [appellante], gelet op haar inschrijfduur en indien zij op correcte wijze op de beschikbare seniorenwoningen op www.woonnet-haaglanden.nl had gereageerd, ten tijde van het besluit van 29 oktober 2019 binnen drie maanden een geschikte woning had kunnen krijgen. Er is een aantal seniorenwoningen beschikbaar geweest waar [appellante] voor in aanmerking had kunnen komen als zij daarop had gereageerd, want die zijn geaccepteerd door personen met een kortere inschrijfduur. Uit de verklaring van de huisarts die [appellante] heeft overgelegd volgt dat zij mantelzorg van haar zoon en dochter ontvangt, die in Den Haag wonen. Uit deze verklaring volgt ook dat [appellante] door haar taalbarrière elders dan in Den Haag, in isolement zou raken. Uit de medische verklaring van de huisarts blijkt niet dat is voldaan aan de eisen die gesteld worden aan de aard, frequentie en tijdsduur van de mantelzorg zoals die volgen uit artikel 29, tweede lid, aanhef en onder d, en bijlage II van de Huisvestingsverordening. In beroep heeft [appellante] verzocht om haar enige tijd te gunnen om bewijsstukken van het Wmo-loket te verkrijgen. Nu [appellante] ook in hoger beroep geen stukken van het Wmo-loket heeft overgelegd, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de beschikbare seniorenwoningen voor haar niet geschikt waren in verband met de door haar gestelde noodzakelijke mantelzorg. Verder heeft [appellante] geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die erop wijzen dat de woningen om een andere reden voor haar niet geschikt waren.
4.2. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kameris verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021
582-973.
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019
Artikel 29 Verkrijgen voorrangsverklaring
1. Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
[...]
f. naar verwachting bij toepassing van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen de termijn van drie maanden andere woonruimte zullen krijgen en
[…]
2. Een voorrangsverklaring volgens het eerste lid wordt verleend:
[…]
d. indien bij een huurder die mantelzorg ontvangt of verleent door verhuizing de afstand tussen de woningen van de ontvanger en verlener van mantelzorg wordt verminderd tot een als redelijk te kwalificeren loop- en / of fietsafstand. Dit gebied wordt in principe afgebakend tot een stadsdeel. Bij de toepassing van dit artikel wordt het advies betrokken van de toetsingscommissie op basis van een mantelzorgverklaring die is afgestemd op het format in bijlage II.
Bijlage II Format mantelzorgverklaring voor voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 29 lid 2d
In de mantelzorgverklaring van het Wmo-loket wordt ten minste ten aanzien van de volgende onderwerpen een uitspraak gedaan:
-. er sprake is van een ondersteuningsvraag zoals bedoeld in artikel 1, onder cc;
-. er sprake is van een mantelzorgrelatie als bedoeld in artikel 1, onder aa;
-. de mantelzorger besteedt minimaal 8 uur in de week, gedurende minimaal drie aaneengesloten maanden, aan het bieden van mantelzorg aan de andere indiener;
-. er sprake is van een langdurige ondersteuningsvraag, waarbij de verwachting bestaat dat de mantelzorgrelatie gedurende minimaal drie maanden na de verklaring in stand blijft.
-. een verhuizing als oplossing kan worden aangemerkt als goedkoopst compenserende voorziening.