ECLI:NL:RVS:2022:1051

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
202200693/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 4 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.M.A. Breuls, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 25 januari 2022, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij Nigeria heeft verlaten vanwege haar aanstaande besnijdenis, noch dat zij en haar dochter bij terugkeer in Nigeria het risico lopen om besneden te worden. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en bevestigt de uitspraak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter mr. E. Steendijk en de leden mr. D.A. Verburg en mr. M. Soffers, in tegenwoordigheid van griffier mr. H. Vonk. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 april 2022.

Uitspraak

202200693/1/V3.
Datum uitspraak: 13 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 25 januari 2022 in zaak nr. NL21.9071 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 25 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. Breuls, advocaat te Dalfsen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank is terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen en de Afdeling neemt de motivering onder 7.1 van de rechtbankuitspraak over. De staatssecretaris heeft namelijk deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt (a) dat zij Nigeria heeft verlaten vanwege haar aanstaande besnijdenis en (b) dat zij en haar dochter bij terugkeer in Nigeria het risico lopen om besneden te worden.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Vonk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022
345-985