Uitspraak
Datum uitspraak: 14 april 2022
BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een Nigeriaanse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De vreemdeling, die homoseksueel is, heeft verklaard dat hij in Nigeria problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid. Tijdens de gehoren was hij 16 en 17 jaar oud, en hij heeft verklaard over zijn verliefdheid op een jeugdvriend. De staatssecretaris heeft de verklaringen van de vreemdeling als ongeloofwaardig bestempeld, met de argumentatie dat de vreemdeling oppervlakkig heeft verklaard over zijn gevoelens en dat zijn verklaringen bevreemdend zijn. De rechtbank heeft de staatssecretaris in deze beoordeling gevolgd, maar de vreemdeling is van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en de bijbehorende ontwikkelingsfase.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij rekening heeft gehouden met de leeftijd van de vreemdeling bij de beoordeling van zijn verklaringen. De Afdeling oordeelt dat de vreemdeling, gezien zijn jonge leeftijd, niet in staat was om op een diepgaandere manier te reflecteren op zijn gevoelens en ervaringen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de staatssecretaris is opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, met inachtneming van de leeftijd van de vreemdeling en de invloed daarvan op zijn verklaringen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.