ECLI:NL:RVS:2022:111
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 28 december 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Woudwijk, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2870, en biedt geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.