ECLI:NL:RVS:2022:112

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
202108182/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 17 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 14 oktober 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. De rechtbank verklaarde het beroep op 24 december 2021 ongegrond. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2022.

Uitspraak

202108182/2/V3.
Datum uitspraak: 17 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 december 2021 in zaak nr. NL21.16598 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2022
765