ECLI:NL:RVS:2022:1126
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 april 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 22 februari 2022, hield in dat de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 24 maart 2022 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 19 april 2022.