ECLI:NL:RVS:2022:113

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
202103106/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor kinderen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van referent, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn kinderen had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 februari 2020 afgewezen, met als reden dat referent niet voldeed aan het inkomensvereiste. Referent heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 3 september 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 13 april 2021 het beroep van referent tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Referent, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 17 januari 2022 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris niet verplicht was om referent te horen over zijn bezwaar. De Afdeling oordeelt dat referent voldoende argumenten heeft aangedragen die de staatssecretaris had moeten overwegen, waaronder zijn arbeidscontract en de impact van de coronapandemie op zijn situatie. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en bepaalt dat de staatssecretaris opnieuw op het bezwaar van referent moet beslissen, waarbij hij referent moet horen.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van referent, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, en moet hij het griffierecht van € 448,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. D.A. Verburg en mr. J.H. van Breda, in aanwezigheid van griffier mr. M.W. Schippers.

Uitspraak

202103106/1/V3.
Datum uitspraak: 17 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[referent], mede voor zijn minderjarige kinderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 april 2021 in zaak nr. 20/7342 in het geding tussen:
referent
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van referent om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van zijn kinderen, afgewezen.
Bij besluit van 3 september 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door referent gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door referent ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft referent, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Referent klaagt in zijn tweede grief terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris ervan kon afzien hem over zijn bezwaar te horen. Aan het besluit van 13 februari 2020 heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat referent niet aan het inkomensvereiste voldoet. Verder heeft de staatssecretaris zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM. In de bezwaarfase is referent uitvoerig op deze aspecten ingegaan. Gelet op wat hij heeft aangevoerd over zijn werkzaamheden in het verleden, zijn nieuwe arbeidscontract, de belemmeringen die hij ervaart op de arbeidsmarkt vanwege zijn asielachtergrond en de uitbraak van het coronavirus en de belangen van zijn minderjarige kinderen, kan niet op voorhand worden gezegd dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een ander oordeel dan opgenomen in het besluit van 13 februari 2020. De staatssecretaris had referent daarom moeten horen in bezwaar. Dat had bijvoorbeeld kunnen leiden tot meer informatie over de situatie waarin de kinderen thans verkeren. De rechtbank heeft geen recht gedaan aan de door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden hierover. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 23 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:878.
De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 3 september 2020 wordt vernietigd. Het is niet nodig wat referent verder in hoger beroep heeft aangevoerd over de beoordeling van artikel 8 van het EVRM en de evenredigheid van de beslissing over het inkomensvereiste te bespreken. De staatssecretaris zal namelijk opnieuw op het door referent gemaakte bezwaar moeten beslissen en daarvoor referent moeten horen. Daarbij zal hij dat wat referent verder in hoger beroep aan de orde heeft gesteld moeten betrekken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 april 2021 in zaak nr. 20/7342;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 3 september 2020, V-nummers […] en […];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij referent in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.      gelast dat staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan referent het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2022
873