ECLI:NL:RVS:2022:1166
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hadden op 11 februari 2022 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvragen door de staatssecretaris zijn afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank heeft op 18 maart 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.