ECLI:NL:RVS:2022:1174
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake verblijfsvergunning asiel
Op 21 april 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 mei 2021 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 15 juni 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 april 2022 geoordeeld dat de rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië, die in eerdere uitspraken van 13 april 2022 was behandeld, ook van toepassing is in deze zaak. De Afdeling concludeert dat de grief van de vreemdeling slaagt, waardoor het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, evenals het besluit van de staatssecretaris van 25 mei 2021. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 21 april 2022, en is vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De uitspraak is van belang voor de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielzaken.