ECLI:NL:RVS:2022:1175
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 april 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 september 2021 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 18 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 april 2022 geoordeeld dat de rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië, die in eerdere uitspraken van 13 april 2022 is behandeld, ook van toepassing is in deze zaak. De Afdeling concludeert dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 9 september 2021 wordt eveneens vernietigd. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om aanvragen om asiel zorgvuldig te behandelen en de relevante rechtsbeginselen in acht te nemen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de griffier, mr. J.A. Verweij, in aanwezigheid van mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer.