ECLI:NL:RVS:2022:1407
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was afgewezen bij besluit van 16 juni 2021. De rechtbank Den Haag had op 19 juli 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.J.E. Hogewind, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, ondanks dat de staatssecretaris had gesteld dat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De vreemdeling had aangegeven dat hij contact onderhield met zijn gemachtigde en nog in Nederland verbleef.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.